ECLI:NL:RBDHA:2024:19669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
C/09/673150 / JE RK 24-1741
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 24 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedag] 2023, momenteel onder toezicht staat en feitelijk verblijft bij de opa en oma moederszijde. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over hun opvoedvaardigheden en de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden toegekend, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De ouders hebben positieve stappen gezet, maar er is nog onvoldoende zicht op hun opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft benadrukt dat de opvoedondersteuning moet worden geïntensiveerd en dat de huidige situatie bij de opa en oma moederszijde moet worden geformaliseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders hebben het recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/673150 / JE RK 24-1741
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. T. Arkesteijn te Nieuwerkerk aan den IJssel,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[oma moederszijde],
hierna te noemen: de oma moederszijde,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 september 2024;
- het e-mailbericht van de advocaat van de moeder, van 11 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling.
  • de oma moederszijde.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft feitelijk bij de opa en oma moederszijde.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 november 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 14 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald en [de minderjarige] wordt nog steeds in zijn ontwikkeling bedreigd. [de minderjarige] kan nog niet volledig op zijn ouders rekenen ten aanzien van het ontvangen van de juiste verzorging en aandacht. Er is op dit moment nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de ouders. De ouders krijgen vanuit Acitvite opvoedondersteuning, maar de geboden ondersteuning van twee uur per week is te weinig om met de ouders voldoende vooruitgang te boeken in hun ouderrol. De ouders staan niet open voor verdere hulpverlening. Door het gebrek aan zicht op de opvoedvaardigheden van de ouders is het perspectief van [de minderjarige] ook nog niet duidelijk. Voor zijn ontwikkeling is het belangrijk dat hier wel zo spoedig mogelijk duidelijkheid over komt. Ter zitting heeft de gecertificeerde toegelicht dat de vaste jeugdbeschermer tijdelijk afwezig is. De huidige (tijdelijke) jeugdbeschermer heeft pas voorafgaand aan de zitting kennis kunnen maken met de ouders. De jeugdbeschermer heeft wel met de betrokken hulpverlener vanuit Activite gesproken en die gaf aan dat zij met name nog zorgen heeft over of de ouders adequaat op [de minderjarige] kunnen reageren als zich onverwachte gebeurtenissen voordoen, bijvoorbeeld wanneer [de minderjarige] huilt of hij op andere tijden wakker wordt. In het verleden is namelijk gezien dat dit voor de ouders, gezien hun eigen problematiek, lastig is geweest. Volgens de gecertificeerde instelling moet de komende periode dan ook ingezet worden op een sterke uitbreiding van de opvoedondersteuning – op dit moment denkt aan de jeugdbeschermer aan minstens vijf uur ondersteuning per week - zodat de opvoedvaardigheden van de ouders goed geobserveerd kunnen worden en over zes maanden daadwerkelijk duidelijk is waar [de minderjarige] zal opgroeien. Volgens de gecertificeerde instelling zal een gezinsopname mogelijk ook een goede optie zijn. Naast een ondertoezichtstelling is een ook een machtiging tot uithuisplaatsing nodig. [de minderjarige] verblijft al geruime tijd bij de opa en oma moederszijde. De moeder woont feitelijk niet meer bij haar ouders en is ingetrokken bij de vader. Volgens de gecertificeerde instelling is het in het belang van [de minderjarige] dat de huidige opvoedsituatie bij de opa en oma moederszijde voorlopig gecontinueerd wordt. Om aan te sluiten bij de huidige situatie, waarbij de opa en oma moederzijde feitelijk ook de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding voor [de minderjarige] dragen, is een machtiging tot uithuisplaatsing nodig.

4.De standpunten

4.1.
Door de vader is ter zitting – kort weergegeven - het volgende naar voren gebracht. De vader vindt het verzoek lastig. Volgens de vader staan in het verzoek veel punten uit het verleden die momenteel niet meer aan de orde zijn. De vader begrijpt niet waarom een gezinsopname nodig is. De ouders hebben sinds kort een eigen woning met een kinderkamer en zij kunnen verdere vaardigheden opdoen bij de opa en oma moederszijde. Vanuit deze plek bij opa en oma moederszijde kan stapsgewijs toegewerkt worden naar een volledige plaatsing van [de minderjarige] bij hen als ouders. Op dit moment nemen zij als ouders al de volledige zorg voor [de minderjarige] op zich in het weekend en op donderdag. Dit gaat goed. De vader staat open voor hulp, maar dit moet dan wel hulp zijn waar zij als ouders ook echt vooruit mee kunnen. De hulp die geboden wordt vanuit Acitvite bestaat vooral uit advies en het voeren van gesprekken, maar de vader heeft niet het idee dat zij daar altijd wat aan gehad hebben. Volgens de vader moet de hulp dan ook echt op (praktische) ondersteuning zien en niet alleen op het voeren van gesprekjes.
4.2.
Namens de moeder is ter zitting – kort weergegeven - het volgende naar voren gebracht. De moeder heeft te kennen gegeven zelf liever niets op zitting te zeggen. Sinds eind juni is de jeugdbeschermer niet meer in beeld en hebben de ouders het moeten stellen met zeer beperkte hulp en opvoedondersteuning. Volgens de advocaat van de moeder is het dan ook niet te wijten aan de ouders dat er geen zicht is gekregen op de opvoedvaardigheden. Er was niemand die hier toezicht op kon houden. Daarnaast mist de advocaat de feitelijke onderbouwing. Het rapport is verouderd en de informatie is van zes maanden geleden. De gecertificeerde instelling baseert haar mening slechts op één persoon die maar twee uur per week betrokken is. Intussen is sprake van een andere situatie, waarbij de ouders een passende woning hebben gevonden en er alle ruimte is om [de minderjarige] terug te plaatsen. De ouders begrijpen wel dat dit niet in één keer kan. Zij zien zelf ook dat zij hulp nodig hebben en dat dit in fases moet gebeuren, maar de ouders willen hier wel naar toe werken. Het voorstel van de jeugdbeschermer voor een gezinsopname komt voor ouders uit de hoge hoed. De advocaat van de moeder vraagt zich af waarop een keuze voor een gezinsopname is gebaseerd, nu de hulp ook geboden kan worden in de eigen woning van de ouders. Het is belangrijk dat de komende periode, gezien ook het gebrek aan contact de afgelopen maanden tussen de ouders en de gecertificeerde instelling, een vinger aan de pols wordt gehouden en dat er daadwerkelijk actie ondernomen wordt. De advocaat van de moeder verzoekt dan ook de termijn van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden en de termijn voor de machtiging tot uithuisplaatsing tot drie maanden. Het is belangrijk dat in die komende maanden meer duidelijkheid komt en een plan gemaakt wordt op basis van de actuele feiten en omstandigheden.
4.3.
De oma moederszijde heeft desgevraagd te kennen gegeven dat het op dit moment met [de minderjarige] goed gaat. De ouders komen één dag in de week en in het weekend langs om [de minderjarige] te verzorgen. De opa en oma moederszijde bemoeien zich op die momenten helemaal niet meer met de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] en de oma moederszijde ziet dat dit goed verloopt. Zij heeft de ouders het afgelopen jaar positieve stappen zien maken en ziet dat zij echt vooruit zijn gegaan. De ouders hebben hulp nodig en het is belangrijk dat een plaatsing van [de minderjarige] bij de ouders met een duidelijk stappenplan en in fases gaat, maar de oma moederszijde heeft er vertrouwen in dat [de minderjarige] uiteindelijk in de toekomst bij de ouders kan gaan wonen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat [de minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het is goed om te horen dat de ouders al positieve stappen hebben gezet en dat de oma moederszijde ook een duidelijke vooruitgang ziet bij de ouders. Hoewel de kinderrechter deze positieve punten ziet, heeft de gecertificeerde instelling ook naar voren gebracht dat er vanuit de hulpverlening nog wel zorgen zijn. Daarnaast is er nog steeds onduidelijkheid over het opgroeiperspectief van [de minderjarige] . Ter zitting hebben de ouders duidelijk te kennen gegeven de wens te hebben om volledig voor [de minderjarige] te zorgen, maar is er – daargelaten aan wie dit te wijten is – op dit moment nog onvoldoende zicht gekomen op de opvoedvaardigheden van de ouders. Daarnaast erkennen de ouders ook zelf hulp nodig te hebben en zien zij in dat een eventuele plaatsing van [de minderjarige] bij hen in stapjes dient plaats te vinden. Het is dan ook van groot belang dat de komende maanden de opvoedondersteuning geïntensiveerd wordt, zodat er duidelijkheid komt over de opvoedvaardigheden van de ouders. Daarbij wil de kinderrechter de gecertificeerde instelling meegeven om goed met de ouders te gaan onderzoeken, welke hulpverlening voor hen passend is. Mocht blijken dat de ouders voldoende in staat zijn om de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] volledig te dragen dan is het naar het oordeel van de kinderrechter belangrijk dat een dergelijke plaatsing zorgvuldig en onder begeleiding van de gecertificeerde instelling plaatsvindt. Het is daarbij van belang dat de gecertificeerde instelling, gezien de kwetsbaarheid van [de minderjarige] en de veranderingen die mogelijk gaan plaatsvinden, de ontwikkeling van [de minderjarige] kan blijven monitoren. Gelet op het voorgaande is het naar het oordeel van de kinderrechter dan ook noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling nog langer betrokken blijft en de ondertoezichtstelling wordt verlengd.
5.3.
Naast een verlenging van de ondertoezichtstelling is ook een machtiging tot uithuisplaatsing nodig. Naar het oordeel van de kinderrechter is het niet in het belang van [de minderjarige] dat hij per direct weer bij de ouders gaat wonen. Zoals reeds overwogen is het belangrijk dat een eventuele plaatsing van [de minderjarige] bij de ouders zorgvuldig wordt begeleid en stapsgewijs plaatsvindt. Dit lijken alle betrokkenen ook te erkennen. [de minderjarige] verblijft feitelijk al geruime tijd bij de opa en oma moederszijde en het is in het belang van [de minderjarige] dat hij hier de komende periode nog kan blijven. De kinderrechter zal dan ook de huidige feitelijke situatie formaliseren door middel van een machtiging tot uithuisplaatsing.
5.4.
Anders dan de advocaat ziet de kinderrechter geen redenen om de maatregelen in duur te beperken. Hoewel het te betreuren is dat de afgelopen periode niet actief regie is gevoerd - doordat de jeugdbeschermer uit beeld was en er niet direct een nieuwe jeugdbeschermer is betrokken - heeft de kinderrechter er voldoende vertrouwen in dat de huidige (tijdelijke) jeugdbeschermer met voortvarendheid aan de slag gaat. Naar het oordeel van de kinderrechter is het belangrijk dat de gecertificeerde instelling de komende periode voldoende de tijd heeft om de ouders in de hiervoor genoemde punten nauwgezet te begeleiden en in alle rust met hen aan de slag te gaan. Volgens de kinderrechter zal het beperken van de duur van de maatregelen leiden tot extra druk en dat is haars inziens niet in het belang van de ouders dan wel van [de minderjarige] . Dit betekent dat de kinderrechter het verzoek zoals verzocht zal toewijzen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] zal verlengen voor de duur van één jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing zal uitspreken voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 14 november 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 24 oktober 2024 tot 24 april 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 7 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.