ECLI:NL:RBDHA:2024:1969
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiser heeft op 23 maart 2023 zijn aanvraag ingediend, waarop verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste datum voor een besluit op 23 september 2023 viel. Eiser heeft verweerder op 12 oktober 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 3 november 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroep twee weken zijn verstreken, waardoor het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, aangezien het gaat om aanvragen om gezinshereniging bij houders van asielvergunningen. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twintig weken gegeven om alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser heeft recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442, en verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.