In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2024 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de moeder om het eenhoofdig gezag over haar vier minderjarige kinderen toe te wijzen. De moeder heeft al bijna vier jaar geen contact meer met de vader, die sinds de echtscheiding in augustus 2021 geen betrokkenheid meer heeft getoond. De kinderen hebben de vader voor het laatst in januari 2021 gezien. De moeder heeft aangegeven dat één van de kinderen, [de minderjarige 1], medische behandelingen nodig heeft waarvoor het essentieel is dat zij zelfstandig beslissingen kan nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De rechtbank heeft de relevante stukken en de verklaringen van de moeder en de gecertificeerde instelling in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat het gezamenlijk gezag beëindigd kan worden, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder het eenhoofdig gezag krijgt, zodat zij snel kan handelen in medische situaties en andere belangrijke beslissingen kan nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.