ECLI:NL:RBDHA:2024:19824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
09-293217-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht – Vrijspraak medeplegen van diefstal en bewezenverklaring van opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen met zwaar vuurwerk

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2008, die werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal en het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen met zwaar vuurwerk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van een JBL box, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van voldoende nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen bij twee woningen in Zoetermeer op 16 oktober 2023, wat gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en daarnaast een leerstraf en werkstraf van elk 35 uren. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toe, waarbij schadevergoeding werd toegewezen voor immateriële schade als gevolg van de ontploffingen. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, en legde een straf op die gericht was op begeleiding en rehabilitatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-293217-23 en 09-254580-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 28 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats],
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 14 november 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. B. Verheesen en de advocaat van de verdachte is mr. J.Y. Taekema te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I - 09-254580-23
hij, op of omstreeks 16 april 2023 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, een JBL box, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [naam 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
Dagvaarding II - 09-293217-23
1
hij, op of omstreeks 16 oktober 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk op/aan een woning gelegen aan de [adres 2], een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en/of een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en de daarin aanwezige goederen en/of de omringende panden en de daarin aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een een of meer anderen, te weten voor de personen in die woning en/of in de nabije omgeving van die woning, te duchten was;
2
hij, op of omstreeks 16 oktober 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk op/aan de woningen gelegen aan de [adres 3] en/of de [adres 4], een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en/of een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woningen en de daarin aanwezige goederen en/of de omringende panden en de daarin aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen,
te weten voor de personen in die woningen en/of in de nabije omgeving van die woningen,
te duchten was;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding I met parketnummer 09-254580-23 ten laste gelegde en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding II met parketnummer 09-293217-23 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van het bij dagvaarding I (09-254580-23) ten laste gelegde
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdachte wordt – kort gezegd - verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een JBL box van aangever [naam 1] op 16 april 2023 te Den Haag.
Op basis van het dossier staat vast dat een JBL box van aangever [naam 1] is weggenomen. Medeverdachte D. Matilda heeft bekend dat hij degene is geweest die de JBL box uit de tas van de aangever heeft gepakt. Vervolgens heeft de verdachte de JBL box in zijn handen gehad en zijn telefoon ermee verbonden. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte gelet op deze handelingen als medepleger in strafrechtelijke zin verantwoordelijk is voor deze diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de wegnemingshandeling ten aanzien van de JBL-box. Het feit dat de verdachte de JBL-box kort daarna in zijn handen heeft gehad doet daar niet aan af.
Gelet op het voorgaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van het bij dagvaarding II (09-293217-23) ten laste gelegde
De rechtbank zal voor het bij dagvaarding II onder feit 1 en onder feit 2 ten laste gelegde met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023326087, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 444).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 14 november 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2], opgemaakt op 17 oktober 2023 (p. 56-58);
3. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ([adres 2] Zoetermeer), met bijlagen, opgemaakt op 5 november 2023 (p. 371-375);
4. Het proces-verbaal uitslag vervolgonderzoeken, met bijlagen, opgemaakt op 13 november 2023 (p. 395-396).
Feit 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 14 november 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3], opgemaakt op 17 oktober 2023 (p. 95-99);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 november 2023 (p. 324);
4. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ([adres 3] Zoetermeer), met bijlagen, opgemaakt op 6 november 2023 (p. 423-427).
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de bij dagvaarding II met parketnummer 09-293217-23 onder feit 1 en onder feit 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij, op 16 oktober 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, een ontploffing teweeg heeft gebracht
bij een woning gelegen aan de [adres 2]door een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, aan te steken en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en de daarin aanwezige goederen en de omringende panden en de daarin aanwezige goederen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor de personen in die woning, te duchten was;
2
hij, op 16 oktober 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, een ontploffing teweeg heeft gebracht
bij een woning gelegen aan de [adres 3]door een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, aan te steken en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woningen en de daarin aanwezige goederen en de omringende panden en de daarin aanwezige goederen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor de personen in die woningen en in de nabije omgeving van die woningen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 75 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De officier van justitie heeft daarnaast de leerstraf Tools4U Verlengd Plus van 35 uren en een werkstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 52 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de eis van de officier van justitie geen verweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte, die op dat moment 15 jaar oud was, heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing van zwaar vuurwerk bij twee woningen in Zoetermeer. Door de ontploffingen is er grote schade aan deze woningen ontstaan. Ook bij een van de aangrenzende woningen is als gevolg van de ontploffing veel schade veroorzaakt. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de veiligheid van de bewoners en hun buren in gevaar heeft gebracht. Niet alleen de in de woning aanwezige bewoners, maar ook de buurtbewoners werden ’s avonds laat opgeschrikt door de ontploffingen. Het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom bij een woning is een zeer indringend en intimiderend feit voor de bewoners en omwonenden en kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden. De verdachte heeft eraan bijgedragen dat de bewoners, waaronder kinderen, zich angstig en onveilig voelen op de plek waar zij zich juist het meest veilig dienen te voelen. De ontploffingen en de nasleep daarvan hebben een grote impact gehad op de psychische gesteldheid van de slachtoffers. De slachtoffers hebben in de periode na de gebeurtenis te kampen gehad met psychische klachten, zoals slapeloosheid, paniekaanvallen en gevoelens van angst en onrust. Uit de slachtofferverklaringen die op de zitting zijn voorgelezen blijkt dat deze klachten nog altijd aanwezig zijn. Het teweegbrengen van ontploffingen met vuurwerkbommen doen zich op verschillende plaatsen in Nederland steeds vaker voor en heeft kennelijk tot doel personen te intimideren. Dit soort feiten veroorzaken, afgezien van de materiële schade, ook breder binnen de samenleving veel onrust.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 oktober 2024, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend werkt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 11 november 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige op de zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte zich goed aan de schorsende voorwaarden heeft gehouden en dat er geen nieuwe politiecontacten zijn geweest. De kans op herhaling wordt als laag/gemiddeld ingeschat. De tijdens de schorsing ingezette ondersteuning, hulpverlening en controle doen deze kans op herhaling nog meer verkleinen. Mocht de verdachte schuldig worden verklaard, dan adviseert de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen. Daarnaast kan een voorwaardelijke jeugddetentie het doorzetten van hulpverlening en nieuwe behandeling mogelijk maken. De bijzondere voorwaarden die daarbij worden geadviseerd zijn de meldplicht, het meewerken met de behandeling FAST gegeven door De Waag en het volgen van onderwijs. Verder wordt de leerstraf Tools4U Verlengd Plus geadviseerd om de sociale vaardigheden van de verdachte te vergroten. Tot slot beveelt de Raad aan dat de verdachte, met ondersteuning, zich inspant om zijn excuses te maken aan de slachtoffers, om de zaak goed af te kunnen sluiten.
De deskundige jeugdreclasseerder, werkzaam bij Jeugdbescherming west Haaglanden, heeft op de zitting aangegeven dat Multi Dimensional Family Therapy (hierna: MDFT) is gestopt, omdat de therapeut niet goed bij het gezin aansloot. Er is een aanmelding gedaan voor FAST, een intensievere vorm van behandeling. Hiervoor staat de verdachte nog op de wachtlijst. Verder gaat de verdachte naar school, loopt hij stage en komt hij zijn afspraken na. Ook de gesprekken tussen de hulpverlening en de moeder verlopen goed.
GZ-psycholoog R.H. de Bruin heeft een Pro Justitia-rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 januari 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een oppositioneel-opstandige stoornis, een persisterende depressieve stoornis en een andere gespecificeerde psychotrauma of stressgerelateerde stoornis. Deze psychische stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben doorgewerkt in de gedragskeuzes van de verdachte. Bij de inschatting van de gedragskeuzes speelden de gebrekkige impulscontrole, de tekortschietende egofuncties, de psychologische afweermechanismen en de sterke handelingsverlegenheid een bepalende rol. Daarom wordt geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het risico op recidive wordt als matig beoordeeld. Het juridisch kader heeft naar verwachting invloed op zijn functioneren. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen. Een geadviseerde voorwaarde daarbij is voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering en het zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Verder is het volgens de deskundige raadzaam om MDFT voort te zetten. Hierin wordt geadviseerd om te werken aan motivatie voor GGZ behandeling bij de verdachte. Met het oog op zijn stemmingsproblematiek en verwerking van ingrijpende gebeurtenissen is GGZ behandeling in beginsel geïndiceerd. Het beperkte zelfinzicht en het ontbreken van intrinsieke motivatie en hulpvraag vormen op dit moment echter contra-indicaties voor een GGZ behandeling. Verder wordt de leerstraf Tools4U Verlengd Plus aanbevolen, zodat de nadruk op het aanleren van sociale vaardigheden kan worden gelegd.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en vindt de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat de verdachte niet terug hoeft naar een justitiële jeugdinrichting. Naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte opleggen. Gelet op de adviezen van de deskundigen vindt de rechtbank het van belang dat de verdachte door middel van bijzondere voorwaarden verder wordt geholpen door de jeugdreclassering.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen van 120 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank begroot het aantal dagen aftrek op 45 dagen. De rechtbank zal 75 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Deze bijzondere voorwaarden zijn gericht op de voortzetting van de behandeling en begeleiding alsook op structuur en dagbesteding, zodat de verdachte de mogelijkheid krijgt om zich positief te (blijven) ontwikkelen en herhaling te voorkomen. De verdachte is nu op de goede weg en het is van belang dat hij dit doorzet.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit de leerstraf Tools4U Verlengd Plus voor de duur van 35 uren opleggen. Met de deskundigen acht de rechtbank het van belang dat de verdachte middels deze leerstraf sociale vaardigheden aanleert om de kans op recidive te verminderen.
Tot slot ziet de rechtbank in de ernst van de feiten aanleiding om ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe het van belang te vinden dat de verdachte de directe gevolgen van zijn handelen ondervindt door tijd te besteden aan het verrichten van onbetaalde arbeid. De rechtbank acht een werkstraf voor de duur van 35 uren passend. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank de verdachte van het bij dagvaarding I ten laste gelegde heeft vrijgesproken en daarmee tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Daarnaast kent de rechtbank bij de bepaling van de duur van de werkstraf meer gewicht toe aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn nog zeer jonge leeftijd ten tijde van het bewezenverklaarde en de verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van de feiten.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de bewoners van [adres 3]
Ter zake van het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde feit hebben [naam 4], [naam 3], [naam 5], [naam 6] en [naam 7] zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces, bijgestaan door mr. A.F.M. den Hollander.
- [naam 4] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 12.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- [naam 3] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 12.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- [naam 5] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 12.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- [naam 6] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- [naam 7] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn, maar hij heeft daarbij opgemerkt dat hij zich kan voorstellen dat de rechtbank aanleiding ziet tot matiging. De officier van justitie heeft gevorderd de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ook heeft hij gevorderd te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, omdat de voegingsformulieren noch door de benadeelde partijen, noch door diens advocaat als gemachtigde zijn ondertekend, maar ‘i.o.’ (in opdracht) zijn getekend. Daar komt bij dat onvoldoende is onderbouwd op welke wijze de benadeelde partijen in de persoon zijn aangetast. Subsidiair is verzocht de vorderingen aanzienlijk te matigen. De raadsman heeft voorts verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Verweer verdediging ondertekening in opdracht
Allereerst overweegt de rechtbank ten aanzien van het verweer over de ondertekening van de voegingsformulieren het navolgende.
Voor zover de ondertekening ‘in opdracht’ van het voegingsformulier een gebrek aan de vorderingen zou opleveren, is dit gebrek naar het oordeel van de rechtbank gedekt door de verschijning van de gemachtigde advocaat van de benadeelde partijen op de zitting.
Hij heeft verklaard gemachtigd te zijn voor alle gezinsleden en hij heeft de vordering namens hen toegelicht. Voor alle benadeelde partijen geldt daarmee dat het eventuele gebrek door de verschijning van de advocaat is geheeld. Voor de benadeelde partijen [naam 4] en [naam 3] geldt in het bijzonder dat zij zelf op de zitting zijn verschenen en dat het mogelijke gebrek aan de voegingsformulieren alleen daardoor al is gedekt.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging.
Immateriële schade
De benadeelde partijen hebben aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Voor de benadeelde partijen was de ontploffing van de vuurwerkbom en de brand die daardoor is ontstaan een zeer beangstigende ervaring. Zo moesten zij door de brand hun huis uit vluchten. Daarnaast was hun woning door de ontstane schade langere tijd onbewoonbaar. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn/haar eer of goede naam. Hoewel [naam 7] ten tijde van de explosie niet in de woning aanwezig was, is er ook bij hem sprake van aantasting in de persoon. Hij is immers ook zijn vertrouwde woonomgeving (tijdelijk) kwijtgeraakt. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank houdt er rekening mee wat in min of meer vergelijkbare gevallen wordt toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde bedragen van € 12.500,- en
€ 7.500,- hoger zijn dan doorgaans in vergelijkbare gevallen wordt toegewezen. Het had op de weg van de (advocaat van de) benadeelde partijen gelegen om nader te onderbouwen waarom in deze specifieke gevallen een hoger bedrag zou moeten worden toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt die nadere motivering.
De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op ieder € 3.000,- ten aanzien van [naam 4], [naam 3] en [naam 5] en op ieder € 1.500,- ten aanzien van [naam 6] en [naam 7], zodat de vorderingen tot deze bedragen zullen worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 oktober 2023 ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, zoals verzocht door de raadsman van de verdachte.
Indien en voor zover de ander of anderen de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Proceskostenveroordeling
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal
worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen
tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
- € 3.000,- € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 4];
- € 3.000,- € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 3];
- € 3.000,- € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 5];
- € 1.500,- € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 6];
- € 1.500,- € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 7].
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
7.2.
De vordering van de bewoner van [adres 4]
Ter zake van het bij dagvaarding II onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft [naam 8], ter terechtzitting bijgestaan door [naam 9] van Slachtofferhulp Nederland, zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 3.694,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 694,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de gevorderde wettelijke rente.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag moet worden afgewezen, omdat de gevolgen onvoldoende zijn onderbouwd. Een deskundige dient daarin in enigerlei mate inzicht te verschaffen. De informatie van een praktijkondersteuner is daarvoor niet voldoende, omdat een praktijkondersteuner geen deskundige is. De raadsman heeft voorts verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bij dagvaarding II onder 2 bewezen verklaarde feit. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van het bij dagvaarding II onder 2 bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij heeft haar huis uit moeten vluchten nadat er bij haar buren een explosie teweeg werd gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam.
De rechtbank houdt er rekening mee wat in min of meer vergelijkbare gevallen wordt toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 3.000,-
hoger is dan doorgaans in vergelijkbare gevallen wordt toegewezen. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Conclusie
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 2.694,- bestaande uit € 694,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 16 oktober 2023 ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, zoals verzocht door de raadsman van de verdachte.
Indien en voor zover de ander of anderen de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding II onder feit 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.694,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 8]. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het op de beslaglijst genoemde geldbedrag van € 224,35 zal worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag geretourneerd moet worden aan de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I (met parketnummer 09-254580-23) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding II (met parketnummer 09-293217-23) onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.4 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, (in totaal 45 dagen);
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
75 (VIJFENZEVENTIG) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot
maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen
tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zolang deze
instelling dat noodzakelijk acht;
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag (FAST) of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven;
3. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
35 (VIJFENDERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
17 (ZEVENTIEN) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten Tools4U Verlengd Plus, voor de duur van
35 (VIJFENDERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
17 (ZEVENTIEN) DAGEN;
de vordering van de benadeelde partijen [adres 3]
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 4]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 4];
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 3]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 3];
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 5]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 5];
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 6]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 6];
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 7]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 7];
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de vordering van de benadeelde partij [adres 4]
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 8], gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 2.694, bestaande uit € 694,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 8];
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4];
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3];
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5];
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 6];
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 7];
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.694,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 8];
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen als de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van de verschuldigde bedragen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van de verschuldigde bedragen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 genoemd voorwerp, te weten:
224,35 EUR (Omschrijving: PL1500-2023326102-G3043681)
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van der Harg, kinderrechter, voorzitter,
mr. B. Sahebali, kinderrechter,
en mr. M. de Kleine, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van
mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2024.