ECLI:NL:RBDHA:2024:19875

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
09/262762-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van fietsen door een stelselmatige dader met een strafblad

Op 29 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1985, die op 16 augustus 2024 in Rijswijk meerdere fietsen heeft verworven, terwijl hij wist dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Heslinga, de schuldheling heeft gerekwireerd. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M.D. Naarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat er een hoog recidiverisico is. De verdachte heeft een problematische achtergrond, waaronder middelengebruik en instabiliteit in zijn leven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling en heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar opgelegd, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook eerdere voorwaardelijke straffen opgeheven, omdat deze niet in verhouding stonden tot de nieuwe maatregel. De beslissing is genomen in het belang van de samenleving en om de verdachte de kans te geven zijn problematiek aan te pakken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/262762-24, 09/029536-22 (tul) en 09/147151-24 (tul)
Datum uitspraak: 29 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats], [locatie].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. A.M.D. Naarden naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Rijswijk, meermalen, althans eenmaal
een of meerdere fietsen, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van schuldheling.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de bewijsbeslissing en heeft een strafmaatverweer gevoerd.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024263022, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 56).
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 11 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 26 - 27):
Omschrijving aangifte
Feit : Diefstal fiets
Pleegdatum/tijd : tussen maandag 10 juni 2024 om 16:30 en dinsdag 11 juni
2024 om 7:00
Gister rond 16.30 is mijn zoon op de fiets thuis gekomen. Vanmorgen kwamen we er achter dat de fiets weg was. Het gaat om een zwarte Cortina transport 4 met 7 versnellingen. serie nummer [nummer 1] .
Merk/type: Cortina Titansport 4
Kleur: Zwart
Framenummer: [nummer 1]
specificatie: er zat een zwart kratje voorop.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 15 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 29 - 30):
Tussen 14 augustus 2024 om 22:00 en 15 augustus 2024 om 7:00 twee fietsen gestolen uit de voortuin.
Merk/type: Cortina U4
Kleur: Zwart
Framenummer: [nummer 2]
specificatie: Bekende cortina u4 transport, maar deze heeft roller-brake remmen
Merk/type: Cortina U4 Transport
Kleur: Zwart
Framenummer: [nummer 3] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 9 - 10):
Op vrijdag 16 augustus 2024 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met noodhulp in bewakingsgebied Rijswijk. Op de Van Vredenburchweg ter hoogte van nummer [huisnummer 1] te Rijswijk was ambtshalve bekend dat hier [de verdachte] woont. [de verdachte] staat bekend als notoire fietsendief en zet geregeld zijn gestolen fietsen 'koud' naast de flat waar hij verblijft. Wij zagen achter de flat aan de Van Vredenburchweg nummer [huisnummer 2] tot [huisnummer 3] te Rijswijk twee Cortina fietsen staan. Bij opvragen van de framenummers van deze fietsen bleek dat deze tussen 14 augustus 2024 en 15 augustus 2024 waren weggenomen op de [adres] te Voorburg. Hoofdagent Stam zei dat [de verdachte] onrustig voor de flat heen en weer liep. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag hier een persoon die ik herkende als [de verdachte] . Ik zag en hoorde dat hij dezelfde fiets, waarvan ik eerder had vastgesteld dat die gestolen was, van het ringslot haalde en hiermee wegliep. Ik zag dat hij richting een persoon liep welke later bleek te zijn getuige M. Horst. Ik zag dat [de verdachte] de fiets overhandigde en dat er nog fiets zonder wiel naast het voertuig stond. Deze fiets herkende ik ook als 1 van de eerdere gestolen fietsen. Hierop ben ik direct naar [de verdachte] toegelopen en deelde hem mede dat hij was aangehouden. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , voerde een vervoerfouillering uit en zag dat [de verdachte] in zijn broekzak een fietssleutel had zitten. Hierop heb ik deze fietssleutel in beslag genomen en ben ik naar de achterkant van de Van Vredenburchweg [huisnummer 2] tot [huisnummer 3] gelopen. Ik zag hier nog een derde fiets staan welke op slot zat middels een ringslot. Ik zag en hoorde dat de sleutel, die ik in beslag had genomen, werkte op het ringslot van deze fiets. Later bleek dat ook deze fiets was weggenomen.
Voertuig: Fiets (dames)
Merk/type: Cortina Titansport 4
Kleur: Zwart
Framenummer: [nummer 1]
specificatie: er zat een zwart kratje voorop.
Voertuig: Fiets (dames)
Merk/type: Cortina U4
Kleur: Zwart
Framenummer: [nummer 2]
specificatie: Bekende cortina u4 transport, maar deze heeft roller-brake remmen.
Voertuig: Fiets (dames)
Merk/type: Cortina U4 Transport
Kleur: Zwart
Framenummer: [nummer 3]
Bijzonderheden: Zonder wiel
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 16 augustus 2024 te Rijswijk fietsen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze maatregel in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet wordt afgetrokken van de duur van die maatregel.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen omdat er nog voldoende mogelijkheden zijn om hem te begeleiden nu de verdachte heeft aangegeven te zullen meewerken aan een klinische behandeling.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzetheling van fietsen. De diefstallen die daaraan vooraf gingen, hebben inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren. Door heling wordt in een afzetmarkt voor gestolen goederen voorzien, waarbij ook indirect van het misdrijf van een ander wordt geprofiteerd.
De verdachte heeft zich blijkens zijn strafblad van 9 oktober 2024 ook al eerder meermaals schuldig gemaakt aan het plegen van vermogensfeiten, waaronder heling en diefstallen van fietsen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Fivoor over de verdachte van 4 november 2024, opgemaakt door D.S. Hofstede. De reclassering schat de kans op recidive in als hoog. Er is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten, waarbij in het verleden een relatie was tussen middelengebruik en delictgedrag. Er is bij de verdachte al langdurig sprake van instabiliteit op bijna alle leefgebieden. De verdachte is zonder inschrijfadres en ID-kaart, waardoor hij geen uitkering kan aanvragen. Daarnaast lukt het hem niet om werk te vinden en vast te houden. Tevens is sprake van cocaïnegebruik, wat eveneens geleid heeft tot justitiecontacten. Er is sprake van een pro-criminele houding voortkomend uit zijn
problematiek op het gebied van verslaving, passieve houding, problemen op financieel gebied en het lijkt hem te ontbreken aan inzicht en actieve houding om stappen te zetten naar maatschappelijk herstel. De verdachte heeft laten zien dat het hem binnen een ambulant kader bij de reclassering niet lukt om tot een (gedrags)verandering te komen en blijft recidiveren. De verdachte geeft vaker aan hulp te willen en te aanvaarden, maar uiteindelijk wil hij het op zijn manier doen en komt het tot niets. Gezien de langdurige instabiliteit, de pro-criminele en zelfbepalende houding en beperkte motivatie voor behandeling van de verdachte ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan bij veroordeling de onvoorwaardelijke ISD-maatregel te adviseren.
Ter terechtzitting heeft S. Wortel, gehoord als deskundige, namens GGZ Reclassering Fivoor verklaard dat zij blijft bij het advies om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen omdat het op een andere manier niet is gelukt om tot gedragsverandering bij de verdachte te komen. Vanwege zijn recidive komen zaken niet van de grond. De verdachte heeft aangegeven open te staan voor een ambulante behandeling, maar de reclassering vindt een klinische behandeling nodig. Ook is diagnostiek nodig. Dit zou eventueel ook in de penitentiaire inrichting kunnen plaatsvinden. De behandeling dient binnen een klinische setting te gebeuren, maar de verdachte heeft aangegeven daar niet voor open te staan. Dat de verdachte, na het vernemen van het advies van de reclassering om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, zou hebben aangegeven wel open te staan voor een klinische opname, is voor de deskundige geen reden haar advies aan te passen. Op het moment immers dat de verdachte voortijdig uit de kliniek zou vertrekken, kan hij bij een ISD-maatregel worden opgenomen worden in een penitentiaire inrichting,
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. De feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voordat hij deze feiten pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf en/of een taakstraf. De feiten waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank overweegt dat de in het verleden aan de verdachte opgelegde straffen er kennelijk niet toe hebben geleid dat de verdachte zijn gedrag heeft veranderd. Uit het advies van de reclassering volgt dat er op dit moment geen alternatieven zijn voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Omdat de verdachte steeds weer overlast en/of schade veroorzaakt, gaat nu het belang van de samenleving voor. Daarom is het voor de veiligheid van goederen nodig om de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast kan de ISD-maatregel een bijdrage leveren aan het oplossen van de problemen van de verdachte op vele leefgebieden en om herhaling van delictgedrag na afloop van de ISD-maatregel te voorkomen.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vorderingen van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van 14 oktober 2024 tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 09/029536-22 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf dient te worden afgewezen, nu zij heeft gevorderd dat aan de verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd.
De officier van justitie heeft verzocht de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden bijzondere voorwaarden in die zin te wijzigen, dat zij worden opgeheven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van 14 oktober 2024 tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 09/147151-24 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf dient te worden afgewezen, nu zij heeft gevorderd dat aan de verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal worden opgelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden, verbonden aan de (deels) voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 09/029536-22 opheffen, als bedoeld in artikel 14c, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank zal eveneens de opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, verbonden aan de (deels) voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 09/029536-22 opheffen, als bedoeld in artikel 14c, zevende lid, Sr.
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen, omdat de tenuitvoerlegging daarvan zich niet verhoudt met de oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan de verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzetheling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
legt de verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2(
TWEE)
JAREN;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
heft op de bijzondere voorwaarden, verbonden aan de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd gevangenisstraf met parketnummer 09/029536-22;
heft op de opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, verbonden aan de (deels) voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 09/029536-22;
wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen met de parketnummers 09/029536-22 en 09/147151-24.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. Ketelaars, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2024.