ECLI:NL:RBDHA:2024:19895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
09-288326-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006 in Eritrea, die samen met een medeverdachte op 16 oktober 2023 in Zoetermeer twee ontploffingen heeft veroorzaakt door brandbommen te gebruiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk een ontploffing teweegbrachten, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft de ontploffingen gefilmd, terwijl de medeverdachte het vuurwerk aanstak. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, omdat de verdachte op verschillende momenten had kunnen besluiten om niet deel te nemen aan de ontploffingen. De verdachte werd veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 79 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 100 uren. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-288326-23
Datum uitspraak: 28 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] , Eritrea,
BRP-adres [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 14 november 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. B. Verheesen en de advocaat van de verdachte is mr. C.C. Peterse te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
t.a.v. feit 1: op 16 oktober 2023 samen met een ander een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom aan te steken bij een woning gelegen aan de [adres 2] te Zoetermeer, waar deze tot ontploffing is gekomen, waardoor goederen en/of personen in gevaar zijn gebracht, subsidiair ten laste gelegd als een openlijke geweldpleging;
t.a.v. feit 2: op 16 oktober 2023 samen met een ander een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom aan te steken bij de woning gelegen aan de [adres 3] en
[adres 4] te Zoetermeer, waar deze tot ontploffing is gekomen, waardoor goederen en/of personen in gevaar zijn gebracht, subsidiair ten laste gelegd als een openlijke geweldpleging.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en onder feit 2 primair ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de gehele tenlastelegging.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsvrouw zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft voor feit 1 primair en feit 2 primair in bijlage II de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen. De rechtbank komt op grond daarvan tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde feiten.
3.5
Bewijsoverwegingen
Medeplegen?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van medeplegen, omdat de verdachte de ontploffingen slechts heeft gefilmd. Volgens de raadsvrouw is dit onvoldoende voor het aannemen van medeplegen, omdat de verdachte daarmee geen significante bijdrage heeft geleverd aan het teweegbrengen van de ontploffingen. Daarom dient hij te worden vrijgesproken van de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de betrokkenheid van de verdachte, gelet op zijn rol, als medeplegen kan worden aangemerkt.
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot (de betrokkenheid van de verdachte bij) het tenlastegelegde het volgende af.
Vaststaat dat op 16 oktober 2023 in Zoetermeer, door middel van het afsteken van vuurwerkbommen (cobra’s), twee ontploffingen bij woningen hebben plaatsgevonden. De eerste ontploffing vond plaats bij de woning gelegen aan de [adres 2] en de tweede ontploffing bij de woning gelegen aan de [adres 3] . De verdachte en zijn medeverdachte hebben bekend dat zij bij deze ontploffingen aanwezig waren. De medeverdachte heeft het vuurwerk aangestoken en de verdachte heeft de explosies gefilmd. Verder volgt uit de verklaringen dat de ontploffingen zijn gepleegd in opdracht van en op basis van de verstrekte inlichtingen van (een) opdrachtgever(s).
Anders dan de verdediging en met de officier van justitie vindt de rechtbank het medeplegen bewezen. De rechtbank vindt hierbij van belang dat de verdachte en de medeverdachte samen de opdracht kregen om bij de woningen op eerdergenoemde adressen een vuurwerkbom tot ontploffing te brengen. De verdachte heeft verklaard dat hij daarbij de keuze kreeg tussen het afsteken van het vuurwerk of het filmen van de ontploffingen. De verdachte koos voor het laatste en de medeverdachte is vervolgens degene geweest die de vuurwerkbommen bij de woningen heeft geplaatst en afgestoken. Zeker bij een van de woningen heeft de verdachte het vanaf het moment van afsteken tot het afgaan gefilmd. Beide taken moesten voor de opdrachtgever(s) worden volbracht. Daarmee is de verdachte één van de twee uitvoerders geweest van de opdracht om de ontploffingen tot stand te brengen. Beide rollen zijn dan ook significant geweest voor de voltooiing daarvan. De rolverdeling tussen de verdachte en zijn medeverdachte is in die zin inwisselbaar. Daar komt bij dat de verdachte en zijn medeverdachte de hele avond samen hebben opgetrokken. Zij zijn voorafgaand, tijdens en na de ontploffingen samen geweest. Zij zijn samen op zoek gegaan naar de woningen, hadden beiden de adressen van de desbetreffende woningen in hun telefoon staan, zijn kort na de ontploffingen samen weggerend en zijn samen naar het station vertrokken. Van belang is ook dat er enige tijd (ongeveer 20 minuten) tussen de eerste en de tweede explosie zat. De verdachte heeft eerst de ontploffing bij het adres aan de [adres 2] gefilmd. Samen met zijn medeverdachte heeft hij bekeken bij welk adres zij vervolgens moesten zijn. Daarna heeft hij ook de tweede ontploffing bij de woning aan de [adres 3] gefilmd.
Er is – gegeven de hierboven geschetste omstandigheden – sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van een aan hen gegeven opdracht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan de ontploffingen van zodanig gewicht is dat van medeplegen kan worden gesproken. Dit betekent dat de gepleegde strafbare feiten zowel aan de verdachte als aan zijn medeverdachte kunnen worden toegerekend.
Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank komt op basis van het bovenstaande tot de conclusie dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte als medepleger betrokken is bij de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij, op 16 oktober 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, een ontploffing teweeg heeft gebracht
bij een woning gelegen aan de [adres 2]door een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, aan te steken en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en de daarin aanwezige goederen en de omringende panden en de daarin aanwezige goederen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor de personen in die woning, te duchten was;
2
hij, op 16 oktober 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, een ontploffing teweeg heeft gebracht
bij een woning gelegen aan de [adres 3]door een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, aan te steken en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woningen en de daarin aanwezige goederen en de omringende panden en de daarin aanwezige goederen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor de personen in die woningen en in de nabije omgeving van die woningen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van psychische overmacht, omdat er meerdere momenten zijn geweest waarop de verdachte heeft kunnen beslissen om anders te handelen dan hij heeft gedaan. Zo had hij weg kunnen lopen of had hij zijn familie of de politie kunnen bellen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de verdachte sprake is geweest van psychische overmacht. Er was sprake van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De verdachte is onder druk gezet en hij had geen andere keuze. Hij kon niet meer uit de situatie stappen en weglopen, omdat de druk daarvoor te hoog was.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Wil een beroep op psychische overmacht kunnen slagen, dan moet er sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de verdachte angstig was en zich onder druk gezet voelde, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een zodanige psychische druk dat van hem op dat moment in redelijkheid niet kon worden verlangd anders te handelen. De rechtbank vindt daarbij van belang dat uit de verklaringen van de verdachte naar voren komt dat hij op een zeker punt wel degelijk weerstand heeft geboden aan de opdrachtgever(s). Zo heeft de verdachte geweigerd om zelf vuurwerk bij de woningen af te steken. Ook betrekt de rechtbank bij de beoordeling dat er tussen beide ontploffingen enige tijd is verstreken en dat de verdachte gedurende deze periode de gelegenheid had om zich aan de situatie te onttrekken en/of hulp van familie of politie in te schakelen.
Alles afwegende wordt het beroep op psychische overmacht verworpen, omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.De op te leggen straffen en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 59 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging aan te sluiten bij het raadsadvies en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gevolgen die hij al heeft ondervonden van de verdenking.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte, die op dat moment 17 jaar oud was, heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing van zwaar vuurwerk bij twee woningen in Zoetermeer. Door de ontploffingen is er grote schade aan deze woningen ontstaan. Ook bij een van de aangrenzende woningen is als gevolg van de ontploffing veel schade veroorzaakt. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de veiligheid van de bewoners en hun buren in gevaar heeft gebracht. Niet alleen de in de woning aanwezige bewoners, maar ook de buurtbewoners werden ’s avonds laat opgeschrikt door de ontploffingen. Het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom bij een woning is een zeer indringend en intimiderend feit voor de bewoners en omwonenden en kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden. De verdachte heeft eraan bijgedragen dat de bewoners, waaronder kinderen, zich angstig en onveilig voelen op de plek waar zij zich juist het meest veilig dienen te voelen. De ontploffingen en de nasleep daarvan hebben een grote impact gehad op de psychische gesteldheid van de slachtoffers. De slachtoffers hebben in de periode na de gebeurtenis te kampen gehad met psychische klachten, zoals slapeloosheid, paniekaanvallen en gevoelens van angst en onrust. Uit de slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgelezen blijkt dat deze klachten nog altijd aanwezig zijn. Het teweegbrengen van ontploffingen met vuurwerkbommen doen zich op verschillende plaatsen in Nederland steeds vaker voor en heeft kennelijk tot doel personen te intimideren. Dit soort feiten veroorzaken, afgezien van de materiële schade, ook breder binnen de samenleving veel onrust.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 oktober 2024, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend werkt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 oktober 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige op de zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er weinig risicofactoren worden gezien, waardoor het risico op recidive laag wordt geschat. De Raad ziet voornamelijk beschermende factoren. Thuis, op school en in zijn vrije tijd gaat het goed met de verdachte. Hij is aangemeld voor een vervolgopleiding en hij lijkt voornamelijk om te gaan met pro-sociale jongeren. Daarnaast heeft de verdachte zich goed gehouden aan de schorsende voorwaarden. De jeugdreclassering heeft aan de Raad laten weten verdere begeleiding van de verdachte niet langer nodig te vinden. Ook zijn er geen doelen meer om aan te werken. Uit de delictanalyse is gebleken dat de verdachte inzicht heeft in situaties die mogelijk risicovol zijn en dat hij daarin de juiste keuzes kan maken. De verdachte heeft hard zijn best gedaan om zijn leven een andere wending te geven. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf aan de verdachte op te leggen. Door het uitvoeren van een werkstraf ervaart hij (nog een) consequentie van zijn gedrag en kan hij de gebeurtenissen hierna achter zich laten. De Raad geeft ter overweging mee dat de verdachte al op verschillende manieren negatieve gevolgen heeft ervaren van zijn gedrag en dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door een excuusbrief te schrijven.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij op dit moment op de goede weg lijkt te zijn. De rechtbank vindt het belangrijk dat deze positieve ontwikkeling niet wordt doorkruist door een terugkeer naar een justitiële jeugdinrichting. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen van 120 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank begroot het aantal dagen aftrek op 41 dagen. De rechtbank zal 79 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren.
Verder ziet de rechtbank in de aard en ernst van de feiten aanleiding om ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe het van belang te vinden dat de verdachte de directe gevolgen van zijn handelen ondervindt door tijd te besteden aan het verrichten van onbetaalde arbeid. De rechtbank komt gelet op de ernst van de feiten en kijkend naar wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd tot een hogere werkstraf dan is geëist door de officier van justitie. De rechtbank acht een werkstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de bewoners van [adres 3]
Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit hebben [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces, bijgestaan door mr. A.F.M. den Hollander.
- [naam 1] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 12.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- [naam 2] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 12.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- [naam 3] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 12.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- [naam 4] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- [naam 5] vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn, maar hij heeft daarbij opgemerkt dat hij zich kan voorstellen dat de rechtbank aanleiding ziet tot matiging. De officier van justitie heeft gevorderd de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ook heeft hij gevorderd te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren omdat zij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd en aansluiting dient te worden gezocht bij hetgeen in vergelijkbare gevallen aan immateriële schade is toegewezen.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De benadeelde partijen hebben aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Voor de benadeelde partijen was de ontploffing van de vuurwerkbom en de brand die daardoor is ontstaan een zeer beangstigende ervaring. Zo moesten zij door de brand hun huis uit vluchten. Daarnaast was hun woning door de ontstane schade langere tijd onbewoonbaar. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn/haar eer of goede naam. Hoewel [naam 5] ten tijde van de explosie niet in de woning aanwezig was, is er ook bij hem sprake van aantasting in de persoon. Hij is immers ook zijn vertrouwde woonomgeving (tijdelijk) kwijtgeraakt. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank houdt er rekening mee wat in min of meer vergelijkbare gevallen wordt toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde bedragen van € 12.500,- en
€ 7.500,- hoger zijn dan doorgaans in vergelijkbare gevallen wordt toegewezen. Het had op de weg van de (advocaat van de) benadeelde partijen gelegen om nader te onderbouwen waarom in deze specifieke gevallen een hoger bedrag zou moeten worden toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt die nadere motivering.
De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op ieder € 3.000,- ten aanzien van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en op ieder € 1.500,- ten aanzien van [naam 4] en [naam 5] , zodat de vorderingen tot deze bedragen zullen worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 oktober 2023 ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Indien en voor zover de ander of anderen de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Proceskostenveroordeling
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal
worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen
tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
- € 3.000,- € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 1] ;
- € 3.000,- € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 2] ;
- € 3.000,- € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 3] ;
- € 1.500,- € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 4] ;
- € 1.500,- € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 5] .
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
7.2.
De vordering van de bewoner van [adres 4]
Ter zake van het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft [naam 6] , ter terechtzitting bijgestaan door A. Scheurwater van Slachtofferhulp Nederland, zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 3.694,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 694,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de gevorderde wettelijke rente.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Immateriële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij heeft haar huis uit moeten vluchten nadat er bij haar buren een vuurwerkbom werd geplaatst en tot ontploffing werd gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door de verdachte mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Conclusie
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 3.694,- bestaande uit € 694,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 16 oktober 2023 ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Indien en voor zover de ander of anderen de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.694,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 6] . Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

- 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 primair en onder feit 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht (in totaal 41 dagen);
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
79 (NEGENENZEVENTIG) DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
100 (HONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (VIJFTIG) DAGEN;
de vordering van de benadeelde partijen [adres 3]
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 1]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 1] ;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 2]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 2] ;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 3]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 3] ;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 4]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 4] ;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 5]gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 5] ;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de vordering van de benadeelde partij [adres 4]
wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 6], hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.694, bestaande uit € 694,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 6] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de schadevergoedingsmaatregelen
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] ;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] ;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5] ;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.694,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 6] ;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen als de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van de verschuldigde bedragen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van de verschuldigde bedragen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B. Sahebali, kinderrechter, voorzitter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
en mr. M. de Kleine, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van
mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 16 oktober 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk op/aan een woning gelegen aan de [adres 2] , een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en/of een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en de daarin aanwezige goederen en/of de omringende panden en de daarin aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een een of meer anderen, te weten voor de personen in die woning en/of in de nabije omgeving van die woning, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 16 oktober 2023 te Zoetermeer, openlijk, te weten, op/aan de [straatnaam 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten de woning gelegen aan de [adres 2] ,
door:
- zich in het bezit van een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en/of een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, te begeven naar voornoemde woning en/of
- ( vervolgens) die brandbom tegen/bij voornoemde woning te plaatsen en/of aan te steken en/of tot ontploffing te brengen en/of
- voornoemde handelingen te filmen;
2
hij, op of omstreeks 16 oktober 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk op/aan de woningen gelegen aan de [adres 3] en/of de [adres 4] , een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en/of een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woningen en de daarin aanwezige goederen en/of de omringende panden en de daarin aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor de personen in die woningen en/of in de nabije omgeving van die woningen,
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 16 oktober 2023 te Zoetermeer, openlijk, te weten, op/aan de [straatnaam 2], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere goederen, te weten de woningen gelegen aan de [adres 3] en/of de [adres 4] , door:
- zich in het bezit van een brandbom, bestaande uit een stuk vuurwerk (model Cobra) en/of een petfles gevuld met ontbrandbare vloeistof, te begeven naar voornoemde woningen en/of
- ( vervolgens) die brandbom tegen/bij voornoemde woningen te plaatsen en/of aan te steken en/of tot ontploffing te brengen en/of
- voornoemde handelingen te filmen.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023326087, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 444).
t.a.v. feit 1 en 2:
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 14 november 2024;
Het klopt dat ik erbij betrokken ben geweest en dat ik beide ontploffingen heb gefilmd. Ik zou met [voornaam] gaan chillen. Hij zat met andere mensen in de auto die ik niet kende. Het adres van de eerste woning is in mijn telefoon gezet. In de auto kwam ik erachter wat het plan was. Toen zeiden ze twee huizen en dat ik moest afsteken of filmen. Ik heb in de auto duidelijk gemaakt dat ik niks ging afsteken.
t.a.v. feit 1:
2. Het proces-verbaal van aangifte van S. El Aisati, opgemaakt op 17 oktober 2023 (p. 56-58);
Ik woon samen met mijn man en onze 4 kinderen in een tussenwoning aan de [adres 2] te Zoetermeer. Gisteren 16 oktober 2023 omstreeks 23:00 uur was ik bij de buurvrouw toen ik een explosie hoorde. Ik zag toen dat er brand was bij mijn voordeur en dat het glas naast de voordeur was kapot. Mijn man en 4 kinderen waren op dat moment in de woning. De jongste en mijn tweede waren op dat moment in de woonkamer en de andere kinderen boven en mijn man was op onze slaapkamer. Ik ben gelijk naar mijn woning gelopen en heb bij de voordeur een rubberen mat weggetrokken welke ook inmiddels vlam had gevat. Ik zag dat mijn man de voordeur van binnen uit opende waardoor het vuur ook naar binnen sloeg. Door de brand mochten wij tijdelijk niet de woning in. Ik heb de schade nog niet helemaal goed bekeken maar de voordeur is kapot, het dubbelglas uit van het raam naar de voordeur is kapot en de gevel is zwart geblakerd en roetaanslag. Ik ben heel erg geschrokken dat dit gebeurd is. Zeker toen ik later ook van de Politie hoorde dat er een tweede explosief onder het keukenraam was aangetroffen.
3. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] Zoetermeer), met bijlagen, opgemaakt op 5 november 2023 (p. 371-375);
Op 17 oktober 2023 kwamen wij, naar aanleiding van een brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] , [postcode 2] Zoetermeer.
Op maandag 16 oktober 2023 vindt er een ontploffing plaats voor de voordeur van de woning aan de [adres 2] te Zoetermeer. Door de ontploffing ontstaat een kortstondige brand. Hierdoor breekt de dubbelglas ruit naast de voordeur en ontstaat er beroeting op de deur en de gevel. Op de plaats delict worden delen van een gesmolten petfles, delen van een Cobra en een intacte Cobra aangetroffen. Tevens wordt de indicatie verkregen voor het gebruik van een ontbrandbare vloeistof. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat, ondanks dat de ontploffing in de nachtelijke uren plaatsvond en de brand die daaruit volgde van korte duur was, er gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was. Een brandbom is een bom met een ontbrandbare inhoud. De brandbare inhoud van de bom wordt door een kleine explosie verspreid en afgeworpen om het doelwit in brand te steken. De ontploffing werd veroorzaakt door een stuk vuurwerk (Cobra). Dit is een stuk vuurwerk op basis van flitspoeder. Een ontsteking hiervan leidt tot een zeer krachtige explosie. Door de explosieve kracht in combinatie met een brandbare vloeistof kan materiaal, wat vrijwel in de directe omgeving dan wel tegen de ontploffende constructie ligt, beschadigen. Ook materialen en/of personen die zich verder van de kern van de ontploffing bevinden, kunnen beschadigen dan wel (zwaar lichamelijk) letsel oplopen. In de omgeving van de voortuin en op de openbare weg werden echter gesmolten delen van petflesjes aangetroffen.
4. Het proces-verbaal uitslag vervolgonderzoeken, met bijlagen, opgemaakt op 13 november 2023 (p. 395-396);
Op 17 oktober 2023 is het onderstaande stuk van overtuiging met bijbehorende vraagstelling aangeboden bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Bevatten de monsters vluchtige stoffen die afkomstig zijn van een ontbrandbare vloeistof? Zo ja, in welke productklasse valt deze ontbrandbare vloeistof?
SIN AAQW9551NL - gesmolten delen van een petfles
Op 08 november 2023 ontving ik de verkorte rapportage van het NFI met betrekking tot het onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen. In de rapportage las ik, kort samengevat:
In het monster voorzien van SIN AAQW9551NL zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
t.a.v feit 2:
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 17 oktober 2023 (p. 95-99);
Ik woon op de [adres 3] in Zoetermeer. Ik woon daar samen met mijn vrouw en drie kinderen. Ik was net in slaap gevallen toen ik plots een enorme knal hoorde. Ik hoorde later van mijn buurvrouw van nummer 29 dat dit rond 23:20 uur was. Het geluid van de knal was zo hard, alsof er een bom af ging. Ik voelde het hele huis trillen door de knal. Ik schrok en sprong meteen uit bed. Ik keek via de trapgang naar beneden en zag dat er brand voor de deur was. Ik zag vlammen op de buitenmat. Ik ben naar buiten gegaan om de brand te blussen met de tuinslang die voor onze woning hangt. Ik zag toen enorme rookontwikkeling aan de voorkant van mijn woning. Ik ben terug de woning in gegaan om het huis te controleren op brand. Mijn vrouw en kinderen waren volledig in paniek. Zij zijn direct naar buiten gegaan. Door dit incident is schade ontstaan aan het dak van mijn woning. De dakgoot is verbogen en verbrand. In de woning is rookschade. De brandweer heeft de dakpannen en het isolatie materiaal uit het dak moeten weg halen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 november 2023 (p. 324);
Ik ben als OVD-B vanaf ongeveer 00:00 uur ter plaatste geweest bij de explosie op de [adres 3] , te Zoetermeer op 16 oktober 2023. Ik heb gezien dat het isolatiemateriaal in de spouwmuur en in de kruipruimte in de brand stond. Dit is lastig te blussen en daarom hebben wij de muur aan de buitenkant van de woning, de muur aan de binnenkant van de woning, en een aantal dakpannen moeten slopen. Ook hebben wij de spouwmuur vol water moeten zetten. Doordat de brand in de spouwmuur en kruipruimte zat was het risico op verspreiding groot. Als de brand zich verder had kunnen verspreiden dan had het hele woonblok beschadigd kunnen raken. Bij de naastgelegen woning, de [adres 4] , was ook schade ontstaan door de brand. Het pand aan de [adres 3] is later onbewoonbaar verklaard in verband met de braakschade, rookschade, waterschade en het afsluiten van de elektra. Uiteindelijk zijn wij met ongeveer twintig man en twee voertuigen tot dinsdag 17 oktober 2023 08:00 uur bezig geweest bij het pand aan de [adres 3] te Zoetermeer.
4. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 3] Zoetermeer), met bijlagen, opgemaakt op 6 november 2023 (p. 423-427).
Op dinsdag 17 oktober 2023 om 02:00 uur kwamen wij, naar aanleiding van een
brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 3] , [postcode 3]
Zoetermeer. Gezien de aangetroffen situatie en de bevindingen tijdens het
ingestelde forensische onderzoek kan worden vastgesteld dat de ontploffing
veroorzaakt werd door een zelfgemaakte brandbom, bestaande uit een stuk Cobra
vuurwerk en minimaal één (1) petfles gevuld met een ontbrandbare vloeistof. Op de
plaats delict werden restanten van het omhulsel van een Cobra, gesmolten restanten
van een petfles en een blauwe dop van een Cobra aangetroffen. Een passend
scenario zou kunnen zijn dat er voor de gevel, tet hoogte van de linker stootvoeg,
een stuk vuurwerk (Cobra) vastgemaakt aan een petfles gevuld met een
ontbrandbare vloeistof (brandbom) tot ontploffing gebracht is. Door de drukgolf is
de ontbrandbare vloeistof via de opening van de stootvoeg in de spouw- en/of
kruipruimte van de woning terechtgekomen. Ten gevolge hiervan is er in die
ruimtes brand ontstaan. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld
bleek dat er gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was. De brand
was veroorzaakt door de ontploffing van een brandbom. De brand bevond zich in,
voor de brandweer, zeer lastig te bestrijden ruimtes. Door de blus-
en sloopwerkzaamheden die nodig waren om de brand te bestrijden en onder
controle te krijgen werd veel schade aan de constructie van de woning veroorzaakt.
Een brandbom is een bom met een ontbrandbare inhoud. De brandbare inhoud van
de bom wordt door een kleine explosie verspreid en afgeworpen om het doelwit in
brand te steken. De ontploffing werd veroorzaakt door een stuk vuurwerk (Cobra).
Dit is een stuk vuurwerk op basis van flitspoeder. Een ontsteking hiervan leidt tot
een zeer krachtige explosie. Door de explosieve kracht in combinatie met een
brandbare vloeistof kan materiaal, wat vrijwel in de directe omgeving dan
wel tegen de ontploffende constructie ligt, beschadigen. Ook materialen en/of
personen die zich verder van de kern van de ontploffing bevinden, kunnen
beschadigen dan wel (zwaar lichamelijk) letsel oplopen.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.