ECLI:NL:RBDHA:2024:1992
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsdoel naar arbeid in loondienst met motiveringsgebrek en toetsing aan artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Marokkaanse man geboren op 2 oktober 1980, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid', maar zijn relatie met de referente was verbroken. Eiser diende op 12 december 2022 een aanvraag in om het verblijfsdoel te wijzigen naar 'arbeid in loondienst', welke aanvraag op 15 maart 2023 door verweerder werd afgewezen. Het bestreden besluit van 22 augustus 2023 verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 december 2023 behandeld. Eiser voerde aan dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was, omdat verweerder enkel naar een wetsartikel verwees zonder de redenen voor de afwijzing duidelijk te maken. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende had gemotiveerd op basis van het UWV-advies, dat aangaf dat er voldoende aanbod op de arbeidsmarkt was voor de functie die eiser vervulde. De rechtbank concludeerde dat er geen ruimte was voor een belangenafweging en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.
Eiser stelde ook dat hij niet meer voldeed aan het verblijfsdoel van zijn vergunning, maar de rechtbank oordeelde dat er geen onherroepelijk besluit was om zijn verblijfsvergunning in te trekken. De rechtbank constateerde een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, maar besloot dit te passeren op grond van artikel 6:22 Awb, omdat eiser niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,00. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.