ECLI:NL:RBDHA:2024:1996

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38242
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek van eiser met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Turkse nationaliteit en geboren in 1998, heeft op 8 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 4 december 2023 afgewezen als ongegrond. Partijen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank moet beoordelen of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. De staatssecretaris heeft medegedeeld dat eiser op 11 januari 2024 zelfstandig de woonruimte heeft verlaten, wat erop wijst dat hij met onbekende bestemming is vertrokken. Op 29 januari 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten geen contact meer te hebben met eiser. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit geldt tenzij de vreemdeling kan aantonen dat hij nog in Nederland verblijft en contact heeft met zijn gemachtigde.

Gelet op de omstandigheden en het bericht van de gemachtigde van eiser, concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38242

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Turkse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1998. Hij heeft op 8 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 4 december 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Partijen hebben desgevraagd aangegeven dat zij geen behoefte hebben aan een zitting. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. De staatssecretaris heeft via een bericht in het digitale dossier medegedeeld dat eiser op 11 januari 2024 zelfstandig de woonruimte heeft verlaten. Hieruit maakt de staatssecretaris op dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Op 29 januari 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten geen contact meer te hebben met eiser.
2.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) blijkt dat, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op het verzoek. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
2.2.
Gelet op deze rechtspraak en het bericht van de gemachtigde van eiser van 29 januari 2024 gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. Daarom heeft hij geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.