ECLI:NL:RBDHA:2024:20010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
NL23.34689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 2 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 26 januari 2024 de aanvraag ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank echter geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank wijst erop dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij verweerder in gebreke heeft gesteld voordat zij beroep heeft ingesteld. De ingebrekestelling, gedateerd 3 oktober 2023, is niet tijdig ingediend, omdat er geen bewijs is dat deze daadwerkelijk is verzonden. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een rechtsgeldige ingebrekestelling, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om de proceskosten te vergoeden.

De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34689

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 2 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf, voor verblijf bij [referent] (referent).
Bij besluit van 26 januari 2024 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [2] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Ondanks dat verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft besloten, deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen is ingewilligd en verweerder geheel aan het beroep van verzoekster is tegemoetgekomen, ziet de rechtbank aanleiding het verzoek niet toe te wijzen, als kennelijk niet-ontvankelijk.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. Verweerder heeft aan verzoekster tegengeworpen dat zij heeft nagelaten verweerder in gebreke te stellen, alvorens beroep in te stellen.
4. Verzoekster heeft een ingebrekestelling, gedateerd 3 oktober 2023, als bijlage bij de gronden van het beroepschrift niet tijdig beslissen ingebracht, maar heeft verzuimd – nu zich in het dossier evenmin een ontvangstbevestiging van verweerder van deze ingebrekestelling bevindt – om aan te tonen dat de ingebrekestelling ook daadwerkelijk is verzonden. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een rechtsgeldige ingebrekestelling en zou daarmee het beroep niet-ontvankelijk zijn verklaard.
5. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 29 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit proceskosten bestuursrecht.