Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster] , verzoekster
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster op 2 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 26 januari 2024 de aanvraag ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank echter geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank wijst erop dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij verweerder in gebreke heeft gesteld voordat zij beroep heeft ingesteld. De ingebrekestelling, gedateerd 3 oktober 2023, is niet tijdig ingediend, omdat er geen bewijs is dat deze daadwerkelijk is verzonden. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een rechtsgeldige ingebrekestelling, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om de proceskosten te vergoeden.
De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.