ECLI:NL:RBDHA:2024:20059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
NL24.19728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser afgewezen, maar beroep gegrond verklaard met instandhouding rechtsgevolgen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 november 2024, is het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die problemen ondervond vanwege zijn weigering om zijn vader op te volgen als juju-priester en een openstaande schuld aan een mensensmokkelaar, had eerder op 28 januari 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 1 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag niet op alle punten kon worden gehandhaafd, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven. Dit betekent dat, hoewel het beroep gegrond werd verklaard, de situatie voor de eiser niet verandert.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig achtte, maar de problemen die de eiser ondervond vanwege zijn rol als juju-priester en de openstaande schuld aan de mensensmokkelaar niet geloofwaardig vond. De rechtbank concludeerde dat de minister niet ten onrechte had geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de eiser, omdat deze had deelgenomen aan de zitting en een beroepschrift had ingediend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19728

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en
de Minister van Asiel en Migratie, [1]
(gemachtigde: mr. A.N. Lammers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998. Hij heeft op 28 januari 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
De minister heeft met het bestreden besluit van 1 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het op 12 september 2024 een aanvang met de behandeling van het beroep ter zitting gemaakt. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Nadat eiser had medegedeeld dat de tolk niet is verschenen, heeft de rechtbank, na partijen te hebben gehoord, de behandeling van het beroep aangehouden om eiser in de gelegenheid te stellen op een nadere zitting te verschijnen om door tussenkomst met een tolk in persoon te worden gehoord door de rechtbank.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 14 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J.A. Okpoko als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eisers vader is in 2014 is vergiftigd en overleden, hij was een voodoo- of juju-priester. Familieleden en dorpelingen wilden dat eiser zijn vader zou opvolgen als priester maar hij heeft dit geweigerd. Ze wilden hem verbranden en vermoorden. Eiser is daarom met zijn gezin naar Abuja gevlucht vanuit Gwagna. Zijn familie is hem daar meerdere keren komen opzoeken totdat eiser in 2016 iemand ontmoette die hem naar Europa kon brengen. Eiser moest bij deze jongen een voodoo eed afleggen en zijn adres doorgeven. Toen eiser eenmaal in Italië was aangekomen, in augustus 2016, moest eiser drugs verkopen om zijn schuld bij de mensenhandelaar af te kopen. Dat weigerde hij, waarna hij uiteindelijk naar Nederland is gevlucht in 2019. Eisers moeder is vervolgens twee keer mishandeld door jongens die gestuurd zijn door de mensensmokkelaar.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen vanwege weigeren opvolgen vader als juju-priester;
- problemen vanwege openstaande schuld aan mensensmokkelaar.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en de herkomst van eiser geloofwaardig is. De overige elementen vindt de minister ongeloofwaardig. De minister stelt zich vervolgens op het standpunt dat eiser op basis van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. [2] Ook heeft eiser volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.
Correcties en aanvullingen van 29 juni 2023
6. Eiser stelt zich ten eerste op het standpunt dat hij in zijn belangen is geschaad doordat de minister de correcties en aanvullingen van 29 juni 2023 ten onrechte niet heeft betrokken bij de besluitvorming. De afwijzing van de asielaanvraag kan om deze reden volgens eiser geen stand houden. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een faxbevestiging overgelegd. Eiser stelt dat het voornemen er anders uit had gezien indien de correcties en aanvullingen hierbij betrokken waren.
6.1.
Ter zitting heeft de minister erkend dat de correcties op het aanvullend gehoor van 1 juni 2023 niet bij de besluitvorming zijn betrokken. De minister erkent ook dat de correcties en aanvullingen van 29 juni 2023 naar het juiste nummer gefaxt zijn. De minister stelt zich echter op het standpunt dat eiser door het te laat meenemen van de correcties en aanvullingen niet in zijn belangen is geschaad.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat de correcties en aanvullingen niet bij de besluitvorming zijn betrokken. In het bestreden besluit is namelijk opgenomen dat de correcties en aanvullingen van 29 juni 2023 niet zijn ontvangen door de IND. In de zienswijze heeft eiser evenwel zijn standpunt uit de correcties en aanvullingen herhaald, waarbij met name van belang was dat hij zelf nooit in voodoo heeft geloofd, maar dat hij bang was dat de mensensmokkelaar zijn familie iets zou aandoen als hij geen contact met hem zou opnemen. De rechtbank stelt vast dat de minister dit standpunt inhoudelijk heeft betrokken bij het bestreden besluit van 1 mei 2024. De minister merkt hierbij op dat eiser tijdens het aanvullend gehoor expliciet heeft verklaard dat hij in Italië wel in voodoo geloofde en dat een enkele verwijzing naar de correcties en aanvullingen onvoldoende is om een dergelijke tegenstrijdigheid te rechtvaardigen. De rechtbank is dan ook met de minister van oordeel dat eiser niet in zijn belangen is geschaad doordat de correcties en aanvullingen niet bij de besluitvorming zijn betrokken. Eisers standpunt is namelijk alsnog betrokken bij het opstellen van het bestreden besluit. Gesteld noch gebleken is dat dit niet op juiste wijze zou zijn gebeurd. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen vanwege weigeren opvolgen vader als juju-priester
7. Eiser stelt dat de minister ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij problemen heeft vanwege het weigeren om zijn vader op te volgen als voodoo- / juju-priester. De minister heeft volgens eiser ten onrechte onvoldoende rekening gehouden met het tijdsverloop sinds eisers weigering om zijn vader na diens overlijden op te volgen. Eiser valt dan ook niet aan te rekenen dat hij niet alle details meer weet. Daarnaast was eiser rond de 15/16 jaar ten tijde van de gebeurtenissen en moest hij nog veel leren over het vak. Eiser ziet niet in dat hij te weinig heeft verklaard over waarom hij geen juju-priester wilde worden.
7.1.
De minister heeft niet ten onrechte gesteld dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn redenen om de rol van voodoo- / juju-priester te weigeren, terwijl van hem redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij hierover meer kan verklaren. De minister heeft bij dit standpunt niet ten onrechte van belang geacht dat eiser weinig kennis heeft van de inhoud van de rol van de voodoo- / juju-priester. Hierdoor heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat daardoor ook niet valt in te zien waarom eiser deze rol niet zou willen overnemen. Dat eiser jong was toen zijn vader overleed, dat er sinds de gebeurtenissen de nodige tijd is verstreken en dat hij pas op een latere leeftijd meer uitleg zou krijgen over de taken van een voodoo- / juju-priester, maakt niet dat van eiser daarom niet verwacht kan worden waarom hij niet meer kan verklaren over waarom hij de rol van voodoo- / juju-priester heeft geweigerd. Eiser heeft hierover enkel verklaard dat hij christen is en maar in één god gelooft. Mede gelet op het feit dat eiser heeft verklaard dat zijn vader de werkzaamheden elke dag uitvoerde, in een kamer bij de woonkamer, in het huis waar eiser woonde, heeft de minister van eiser meer verklaringen mogen verwachten. De enkele verwijzing naar de rituelen met bloed die eiser niet zou willen doen heeft de minister onvoldoende mogen achten.
7.2.
Eiser heeft verder, zoals de minister terecht heeft overwogen, geen overlijdensaktes of andere documenten overgelegd waaruit blijkt dat zijn vader daadwerkelijk is overleden. De minister heeft daarbij niet ten onrechte van belang geacht dat eiser geen inspanningen heeft verricht om deze documenten gedurende de asielprocedure te verkrijgen en daarmee zijn asielrelaas te onderbouwen of dat eiser op enige andere wijze zijn asielrelaas op dit punt heeft onderbouwd. Daarnaast hecht de minister er niet ten onrechte belang aan dat eiser weinig kan verklaren over de omstandigheden rond zijn dood. Eiser weet alleen dat zijn vader vergiftigd is en dat dit is bevestigd door “het orakel”. Eiser weet niet door wie zijn vader vermoord is, of zijn vader vijanden had en hoe het orakel wist dat het om vergiftiging ging. Van eiser mag verwacht worden dat hij meer inspanningen had verricht om hier meer over te weten te komen. De minister heeft hierbij ook kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij nog wel contact met het thuisfront heeft gehad, bijvoorbeeld met zijn moeder in 2019. Niet is gebleken dat eiser, of de familie met wie hij nog in contact staat, geprobeerd heeft om aan documenten te komen via de Nigeriaanse overheid.
7.3.
Tot slot heeft de minister hierbij kunnen betrekken dat eisers verklaring dat zijn vader in 2012 voodoo-/ juju-priester werd nadat eisers oma overleed niet rijmt met zijn latere verklaring dat zijn vader het priesterschap heeft overgenomen van zijn opa, en dat zijn oma nog leeft. Eisers stelling in de correcties en aanvullingen dat dit om een misverstand zou gaan neemt de tegenstrijdigheid niet weg, eiser legt ook niet uit hoe de tegenstrijdigheid is ontstaan. Een soortgelijke situatie speelt bij de vraag of eiser wel of niet in voodoo gelooft. Tijdens het nader gehoor verklaart eiser dat hij zelf niet in voodoo gelooft en dat hij christelijk is opgevoed. In het aanvullend gehoor verklaart hij vervolgens dat hij ten tijde van de waarschuwing door de mensensmokkelaar wel in voodoo geloofde, maar nu niet meer. De vraag wordt hem nogmaals gesteld en eiser bevestigt dat hij toen in voodoo geloofde omdat hij erg bang was. Eisers stelling hierover in de correcties en aanvullingen dat hij nooit in voodoo heeft geloofd maar bang was voor de veiligheid van zijn familie neemt de tegenstrijdigheid niet weg. Eiser heeft na het weigeren van het voodoo- / juju-priesterschap nog twee jaar probleemloos in Nigeria verbleven voor zijn vertrek in 2016. Dat eiser verklaart dat hij gedurende deze periode in angst heeft geleefd en dat zijn familie hem heeft opgezocht maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de problemen als gevolg van het weigeren van de rol als voodoo- / juju-priester dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Problemen vanwege openstaande schuld aan mensensmokkelaar
8. Eiser stelt dat de minister ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij problemen heeft vanwege een openstaande schuld aan een mensensmokkelaar. Eiser heeft gedetailleerd verklaard over de risico’s die hij loopt door het bestaan van deze schuld. Daarnaast is zijn moeder twee keer aangevallen door mensen uit het netwerk van de mensensmokkelaar. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser foto’s van zijn moeder, een document waaruit haar opname in een kliniek zou blijken en een kopie van haar identiteitskaart overgelegd. Eiser wijst verder op pagina 88 van het algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria van 2023 waaruit blijkt dat alle terugkerende slachtoffers van mensenhandel het risico lopen op represailles.
8.1.
De problemen van eiser met de mensensmokkelaar zijn niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De minister heeft allereerst terecht gewezen op de periode van 2016 tot 2019 waarin eiser in Italië verbleef maar geen noemenswaardige problemen heeft gehad met de mensensmokkelaar. Dit ondanks eisers stelling dat de mensensmokkelaar machtig is en hem overal zou kunnen vinden. De minister heeft niet ten onrechte overwogen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. De minister heeft hier verder bij kunnen betrekken dat eisers verklaring dat zijn moeder is aangevallen toen de smokkelaar hoorde dat eiser niet meer in Italië was, niet rijmt met zijn latere verklaring dat de aanval op zijn moeder aanleiding is geweest voor zijn vertrek uit Italië. Eiser heeft geen verschoonbare reden voor deze tegenstrijdigheid aangevoerd.
8.2.
De minister heeft verder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een acute dreiging waardoor hij moest vluchten. Eiser heeft verklaard dat zijn problemen in 2014 zijn ontstaan en hij is pas in 2016 vertrokken uit Nigeria. Eiser heeft daarnaast geen verklaring gegeven voor het feit dat hij in zee is gegaan met een mensensmokkelaar, zonder de omvang van het bedrag dat hij hiervoor verschuldigd is te bespreken en zonder afspraken te maken over de terugbetaling. Daarnaast heeft de minister ongeloofwaardig mogen vinden dat eisers moeder zou zijn aangevallen ten gevolge van zijn schuld bij de mensensmokkelaar. Uit de foto’s, documenten en verklaringen valt niet af te leiden dat eisers moeder vanwege eisers problemen met de mensensmokkelaar is aangevallen. Verder heeft de minister kunnen concluderen dat eiser met de verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria van 2023 niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor represailles van de mensensmokkelaar bij terugkeer naar Nigeria. Eiser wordt immers niet gevolgd in zijn verklaringen dat hij problemen heeft met de mensensmokkelaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de problemen met de mensensmokkelaar dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Medische omstandigheden
9. Volgens eiser is ten onrechte geen aanleiding gezien om hem uitstel van vertrek om medische redenen te geven. Eiser heeft hierbij gewezen op zijn medische klachten. Uit het Patientdossier dat hij heeft overgelegd blijkt dat bij eiser sprake is van schizofrenie of een psychische stoornis. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij hiervoor nog altijd onder medische behandeling staat en overlegt hierbij een afspraakbevestiging bij GGZ Rivierduinen van 27 augustus 2024.
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister op basis van de door eiser overgelegde informatie geen aanleiding hoeven zien voor het opvragen van een BMA [3] advies. Uit de stukken die ten tijde van het bestreden besluit bij de minister bekend waren viel namelijk niet af te leiden dat eiser onder actieve behandeling stond. Ook de brief van 27 augustus 2024 van GGZ Rivierduinen laat zien dat de behandeling van eiser inmiddels is afgerond. De beroepsgrond slaagt niet.
Vluchtelingenschap en reëel risico op vervolging en/of ernstige schade
10. Onder rechtsoverwegingen 7 en 8 is geoordeeld dat de minister de problemen van eiser vanwege het weigeren om zijn vader op te volgen als voodoo- / juju-priester en de problemen met de mensensmokkelaar niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst is wel geloofwaardig. Er bestaat in algemene zin geen aanleiding om aan te nemen dat eiser bij terugkeer naar Nigeria het risico loopt op ernstige schade, dan wel dat hij bij voorkomende problemen niet de bescherming van de autoriteiten kan inroepen.
Grondslag van de afwijzing
11. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn asielaanvraag ten onrechte is afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid onder h van de Vw. [4] Eiser is op 27 september 2021 alsnog toegelaten tot de nationale procedure. Eiser hoefde zich niet opnieuw te melden voor een asielaanvraag omdat zijn aanvraag in de Dublinprocedure te gelden heeft als de asielaanvraag. [5] Dat eiser 11 maanden zou hebben gewacht met het indienen van zijn asielaanvraag is dan ook onjuist. Eiser heeft na zijn aankomst in Nederland vanuit Italië een maand bij een kennis verbleven voordat hij asiel aanvroeg. Eiser had medische klachten waardoor het hem niet kan worden aangerekend dat hij een maand heeft gewacht met het indienen van zijn asielaanvraag.
11.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de kern van de kennelijke ongegrondverklaring juist is, ondanks dat uit de Afdelingsuitspraak van 4 maart 2024 [6] volgt dat eisers oorspronkelijke asielaanvraag opnieuw is opengevallen nadat hij is opgenomen in de nationale procedure.
11.2.
In artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling Nederland onrechtmatig is binnengekomen of zijn
verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en zich, gezien de omstandigheden van zijn
binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk bij een ambtenaar belast met de
grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen heeft aangemeld, en daar kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst.
11.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit eisers verklaringen volgt dat hij op 5 december 2019 is overgedragen aan Italië en dat hij Nederland in december 2020 weer is ingereisd. Eiser heeft op 28 januari 2021 zijn asielaanvraag ingediend. De minister heeft in het bestreden besluit ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij elf maanden heeft gewacht met het indienen van zijn asielaanvraag, omdat ten onrechte uitgegaan wordt van de asielaanvraag van 8 november 2021. Het bestreden besluit bevat om deze reden een motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Vaststaat echter dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld na binnenkomst in Nederland. Er zit minimaal een periode van 4 weken tussen eisers inreis en de asielaanvraag. De minister heeft eisers reden hiervoor, dat hij ziek was, naar het oordeel van de rechtbank terecht niet verschoonbaar geacht. Van iemand die internationale bescherming behoeft, mag worden verwacht dat hij zich onverwijld tot de autoriteiten in het buitenland wendt om deze bescherming te vragen. Eiser stelt enkel dat hij ziek was, maar hij onderbouwt dat niet. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing die in die richting wijst. De conclusie van de minister dat eiser Nederland onrechtmatig is binnengekomen en dat hij zich niet onverwijld heeft aangemeld na binnenkomst is dus juist. De rechtbank zal dan ook met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten. Dat betekent dat er voor eiser niks verandert.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
12.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 1 mei 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit in stand blijven;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Bruins, rechter, in aanwezigheid van F.E. Siblesz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28-07-1951.
3.Bureau Medische Advisering.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Zie voor het opnieuw openvallen van de oorspronkelijke asielaanvraag de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:881.