In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hiermee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en de beroepen dus niet heeft behandeld op een zitting. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eisers hebben hun aanvragen ingediend op 17 november 2022, en Nederland werd verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvragen op 12 oktober 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 12 april 2024. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor zijn de ingebrekestellingen van 21 mei 2024 prematuur ingediend, en voldoen de beroepen niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.