ECLI:NL:RBDHA:2024:20068
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming op grond van Richtlijn 2011/55/EG en Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 26 juli 2024, waarin is medegedeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van de Richtlijn 2011/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. Eiser, afkomstig uit Algerije en gehuwd met een Oekraïense vrouw, had tijdelijke bescherming in Nederland aangevraagd na de inval van Rusland in Oekraïne. De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser kan niet als gezinslid worden aangemerkt, omdat de relatie met zijn echtgenote feitelijk verbroken is. De rechtbank stelt vast dat, hoewel eiser gehuwd is, er geen wens tot hereniging bestaat, wat essentieel is voor tijdelijke bescherming onder de Richtlijn. De minister heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat de relatie tussen eiser en zijn echtgenote niet meer bestaat, en dat er geen bewijs is dat de echtgenote van eiser de wens heeft om met hem herenigd te worden.
De rechtbank concludeert dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.