ECLI:NL:RBDHA:2024:20080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
NL24.38628, NL24.38630 en NL24.38632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Zweden

Op 3 oktober 2024 heeft de Minister van Asiel en Migratie afzonderlijke besluiten genomen waarbij de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De minister heeft dit besluit gemotiveerd met de stelling dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers, die Iraakse nationaliteit hebben, hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij uit de opvang worden verwijderd en aan Zweden worden overgedragen totdat op hun beroepen is beslist.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 2 december 2024 behandeld. Tijdens de zitting hebben de verzoekers en de minister zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en de voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De verzoekers hebben in hun verzoekschrift aangevoerd dat de bestreden besluiten onbevoegd zijn genomen, maar ter zitting hebben zij de eerste grond ingetrokken.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is geboden en dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorlopige voorzieningen te treffen. Het verzoek om voorlopige voorzieningen is dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.38628, NL24.38630 en NL24.38632

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

geboren op [geboortedatum],
van Iraakse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]

[naam], verzoekster,

geboren op [geboortedatum],
van Iraakse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum]
van Iraakse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
en mede namens de minderjarige kinderen van verzoekers:

[naam], geboren op [geboortedatum],

van Iraakse nationaliteit, V-nummer: [V-nummer],

[naam], geboren op [geboortedatum]

van Iraakse nationaliteit, V-nummer: [V-nummer],
samen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 3 oktober 2024 (de bestreden besluiten) heeft de minister de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld (NL24.38627, NL24.38629 en NL24.38631). Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt te voorkomen dat verzoekers worden verwijderd uit de opvang en worden overgedragen aan Zweden totdat op de beroepen is beslist.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken, tezamen met de zaken NL24.38627, NL24.38629 en NL24.38631, op 2 december 2024 op zitting behandeld. Verzoekers en de minister hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de
voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In het verzoekschrift hebben
eisers verzocht hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht, als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat de bestreden besluiten onbevoegd zijn genomen en daarmee niet rechtsgeldig zijn. Ter zitting hebben verzoekers de eerste grond, betreffende de zienswijze, ingetrokken. De voorzieningenrechter constateert dat met de resterende grond, betreffende de ondertekening, geen spoedeisend belang is geboden. Nu niet van een spoedeisend belang is gebleken is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorzieningen.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.