ECLI:NL:RBDHA:2024:2009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL23.29771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.P.G. van Bel, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was bepaald dat zij niet in aanmerking kwam voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Na het indienen van het bezwaar heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 24 september 2023 heeft de staatssecretaris het primaire besluit ingetrokken, waarna verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft overwogen dat, aangezien de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het verzoek van verzoekster, deze laatste recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is opgemerkt dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor de staatssecretaris niet verplicht is om het griffierecht te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29771

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

In het besluit van 15 september 2023 (primair besluit) heeft verweerder ambtshalve bepaald dat verzoekster niet in aanmerking komt voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 24 september 2023 heeft verweerder het primaire besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld zich niet te verzetten tegen een vergoeding van de proceskosten van verzoekster.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het verzoek van verzoekster en is verweerder bereid de proceskosten van verzoekster te betalen.
3. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 1).
4. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:82, zesde lid, van de Awb het griffierecht hoeft te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.