ECLI:NL:RBDHA:2024:20163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
C/09/675151 / FA RK 24-7886
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij over minderjarige in het kader van gezagsvacuüm

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 november 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige voogdij over een minderjarige, geboren in Jemen. Het verzoek tot voorlopige voogdij werd ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, op 6 november 2024. De minderjarige verblijft sinds 2022 zonder ouderlijk toezicht in Nederland en heeft geen wettelijk vertegenwoordiger die kan tekenen voor zijn verblijf in een crisisbed. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een gezagsvacuüm bestaat, aangezien de ouders van de minderjarige vermoedelijk in Jemen verblijven en er geen andere familieleden zijn die gezag kunnen uitoefenen. De Raad heeft aangegeven dat er dringend behoefte is aan een wettelijke vertegenwoordiger om de noodzakelijke zaken voor de minderjarige te regelen, waaronder financiële ondersteuning en een vaste woonplek.

Tijdens de zitting op 18 november 2024 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de minderjarige zelf, die zijn wensen heeft geuit. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, te belasten met de voorlopige voogdij. Dit is gedaan om de belangen van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat hij verder in de problemen komt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/675151 / FA RK 24-7886
Datum uitspraak: 18 november 2024

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige voogdij (ex artikel 1:241 van het Burgerlijk Wetboek)

in de zaak naar aanleiding van het op 6 november 2024 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] (Jemen),
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking van 6 november 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de gecertificeerde instelling belast met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] van 6 november 2024 tot 20 november 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- de beschikking van 6 november 2024.
Op 18 november 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
[de minderjarige] heeft in het kader van de procedure tot benoeming van de voogdij een gesprek gevoerd met de (kinder)rechter.

Feiten

Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 6 november 2024.

Het verzoek

Het verzoek strekt er toe de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] . De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] verblijft sinds 2022 zonder ouderlijk toezicht in Nederland. Hij is naar Nederland gekomen voor een betere toekomst. Zijn vader en moeder verblijven vermoedelijk in Jemen. [de minderjarige] heeft een (half)broer in Nederland, maar die heeft geen gezag over [de minderjarige] . Sinds 26 september 2024 verblijft hij op een crisisbed bij [instelling] , maar er is geen wettelijk vertegenwoordiger die kan tekenen voor zijn verblijf daar waardoor de plaatsing in gevaar komt. Verder zijn er ook geen financiële middelen beschikbaar voor [de minderjarige] . De preventief jeugdbeschermer krijgt geen financiële middelen, omdat zij geen wettelijk vertegenwoordiger is en [de minderjarige] krijgt ook geen financiële bijdrage via een andere weg. Hierdoor komt [de minderjarige] steeds verder in de financiële problemen. De Raad meent dat er per direct in de voogdij over [de minderjarige] moet worden voorzien, zodat de noodzakelijke zaken voor hem geregeld kunnen worden.

De standpunten

De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Het is noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling belast wordt met de voorlopige voogdij zodat er zaken geregeld kunnen voor [de minderjarige] . Het belangrijkste daarbij is het vinden van een vaste woonplek. Op termijn is het ook belangrijk dat er gekeken wordt naar de inzet van traumabehandeling.

Beoordeling

Op grond van de inhoud van het verzoekschrift en de verklaringen van de gehoorde personen is de kinderrechter van oordeel dat op dit moment ervan moet worden uitgegaan dat het wettelijke gezag over [de minderjarige] feitelijk niet wordt uitgeoefend.
Om de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen, acht de kinderrechter het dringend en onverwijld noodzakelijk om in gezagsuitoefening van [de minderjarige] te voorzien. Daartoe overweegt de kinderrechter dat er sprake is van een gezagsvacuüm omdat op dit moment niet wordt voorzien in het gezag. De vader en de moeder zouden vermoedelijk in Jemen verblijven, dan wel spoorloos zijn. [de minderjarige] heeft een (half)broer in Nederland, maar die heeft geen gezag over [de minderjarige] . Er is door de Raad in juni 2024 een verzoek ingediend voor een voogdijmaatregel, maar hier is door de rechtbank nog geen beslissing op genomen.
Er zijn op dit moment echter acute en ernstige zorgen over de verblijfplaats van [de minderjarige] .
Hij verblijft op een crisisplek van [instelling] , maar deze plaatsing dreigt gevaar te lopen zolang er geen wettelijk vertegenwoordiger is die kan tekenen voor zijn verblijf. Daarnaast zijn er op dit moment geen financiële middelen beschikbaar voor [de minderjarige] , waardoor hij steeds verder in de financiële problemen komt. De kinderrechter acht het gezien deze omstandigheden noodzakelijk om de gecertificeerde instelling met de voorlopige voogdij te belasten, zodat de noodzakelijke (gezags)beslissingen genomen kunnen worden. [de minderjarige] zelf wil dit ook graag.

Beslissing

De kinderrechter:
belast Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] ;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.