ECLI:NL:RBDHA:2024:20167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
C/09/675401 / JE RK 24-2020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 november 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen en hen uit huis te plaatsen in een (netwerk)pleeggezin. Dit verzoek is gedaan vanwege zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen, die volledig afhankelijk zijn van hun moeder, die op dat moment met eigen problematiek worstelt. De moeder heeft zelf aangegeven dat zij niet in staat is om voor de kinderen te zorgen en heeft hulp gevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de zorgen van de Raad meegenomen, evenals de situatie van de moeder, die op dat moment niet in staat was om de zorg voor de kinderen te dragen. De moeder heeft erkend dat zij hulp nodig heeft en dat de kinderen op dit moment beter af zijn in een pleeggezin. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en hen uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er frequent contact blijft tussen de moeder en de kinderen, zodat de moeder de kans krijgt om aan haar eigen situatie te werken en weer een stabiele opvoeder voor de kinderen kan worden. De Raad en de gecertificeerde instelling zijn opgedragen om hier met voortvarendheid naar te kijken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/675401 / JE RK 24-2020
Datum uitspraak: 18 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. L. Rijsdam te Leiden,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 11 november 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van 11 november 2024 tot 25 november 2024 en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een (netwerk)pleeggezin. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 11 november 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
2.
Het verzoek
2.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad heeft zorgen over de ontwikkeling en de basale veiligheid van de kinderen en het welzijn van de moeder. De kinderen zijn vanwege hun jonge leeftijd volledig afhankelijk van hun opvoeder(s). De zorg bestaat dat de moeder deze zorg niet kan dragen omdat zij op dit moment volledig in beslag wordt genomen door haar eigen problematiek. De moeder heeft op 6 november 2024 bij de hulpverlening aangegeven dat zij van een flat wilde springen, waarna zij beoordeeld is door de GGZ. De moeder is op dat moment niet opgenomen, maar met medicatie naar huis gestuurd. De Raad is bezorgd dat de moeder door haar problematiek onvoldoende oog heeft voor wat de kinderen van haar nodig hebben. De Raad is daardoor bezorgd dat de acute veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd kan worden in de thuissituatie bij de moeder. De Raad acht een uithuisplaatsing van de kinderen in een (netwerk)pleeggezin daarom noodzakelijk, zodat de kinderen de zorg en veiligheid krijgen die zij nodig hebben. De komende tijd moet er meer zicht komen op de problematiek en de mogelijkheden van de moeder en haar netwerk. Ook is het van belang dat er zicht komt op de ontwikkeling van de kinderen en het hechtingsgedrag dat zij laten zien.

3.De standpunten

3.1.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder heeft de kinderen het liefst bij haar thuis, maar zij ziet in dat zij de zorg voor de kinderen op dit moment niet kan dragen. Zij vraagt al langer om hulp, maar heeft tot op heden niet de juiste hulp gekregen. Zij hoopt dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling daar verandering in brengt. De moeder is dankbaar dat beide kinderen door haar netwerk worden opgevangen. Zij hoopt wel dat er gekeken kan worden naar de omgang tussen haar en de kinderen. Zij ziet de kinderen nu weinig en onder begeleiding. De kinderen – met name [minderjarige 2] – zijn nog jong en hebben hun moeder nodig. De moeder benadrukt dat zij overdag prima in staat is om voor de kinderen te zorgen, maar dat het haar ’s nachts soms teveel wordt.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
4.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat er zorgen zijn over de ontwikkeling en opvoedsituatie van de kinderen. Er zijn al langere tijd zorgen over het psychische welzijn van de moeder. Zij wordt op dit moment volledig in beslag genomen door haar eigen problematiek en is daardoor niet in staat om de verzorging en opvoeding van de kinderen volledig zelf te dragen. Het is positief dat de moeder dat zelf inziet en zelf aan de bel heeft getrokken. Daarmee laat zij zien in het belang van de kinderen te denken en te handelen. Gelet op de problematiek van de moeder en haar verstoorde draagkracht-draaglast verhouding, is het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij het gezin betrokken wordt. De jeugdbeschermer moet zicht houden op de ontwikkeling van de kinderen en ervoor zorgen dat de juiste hulpverlening voor de kinderen én de moeder wordt ingezet. Daarnaast is het noodzakelijk dat de kinderen voorlopig binnen het netwerk geplaatst blijven, zodat de moeder de ruimte krijgt om tot rust te komen, aan zichzelf te werken en weer een stabiele opvoeder voor de kinderen kan worden. Daarbij is het wel van belang dat er frequent omgang plaatsvindt tussen de moeder en de kinderen, op een voor de kinderen prettige en veilige wijze. De kinderrechter geeft de Raad en de gecertificeerde instelling mee daar met voortvarendheid naar te kijken. De kinderrechter zal het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, toewijzen als verzocht.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 25 november 2024 tot 11 februari 2025;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg met ingang van 25 november 2024 tot 11 februari 2025;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 2 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.