ECLI:NL:RBDHA:2024:2018
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de Belastingdienst/Toeslagen om private schuld van gedupeerden kinderopvangtoeslagaffaire over te nemen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024, wordt het beroep van eisers tegen de weigering van de Belastingdienst/Toeslagen om hun private schuld aan [bedrijfsnaam 1] B.V. te betalen, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de schuld niet voor overname in aanmerking komt, omdat de initiële lening vóór 31 december 2005 is aangegaan en de herfinanciering ná 1 juni 2021 heeft plaatsgevonden. De eisers, gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire, hadden een schuldenlijst ingediend bij Sociale Banken Nederland (SBN) om in aanmerking te komen voor betaling van hun schuld. De SBN weigerde echter de schuld te betalen, omdat deze niet binnen de regeling viel.
De rechtbank behandelt de argumenten van eisers, die stellen dat de schuld ten onrechte niet is overgenomen en dat er sprake is van schending van het motiveringsbeginsel. Verweerder stelt echter dat de schuld niet voldoet aan de voorwaarden van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), die vereist dat schulden zijn ontstaan na 31 december 2005 en vóór 1 juni 2021 opeisbaar zijn geworden. De rechtbank oordeelt dat de schuld van eisers terecht niet is overgenomen, omdat niet is voldaan aan deze voorwaarden.
De rechtbank wijst erop dat de regeling voor het overnemen van private schulden bedoeld is om gedupeerden van de toeslagenaffaire te helpen, maar dat eisers niet in dezelfde problematische situatie verkeren als andere ouders met private schulden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eisers geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.