ECLI:NL:RBDHA:2024:20185

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
NL24.33275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en risico's bij terugkeer naar Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Turkse nationaliteit hebbende jongere, had op 12 oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 23 augustus 2024, omdat de minister de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig achtte, maar niet vond dat eiser een gegronde vrees voor vervolging had bij terugkeer naar Turkije. Eiser voerde aan dat zijn vader, die problemen had met de Turkse autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging, een risico voor hem vormde. De rechtbank oordeelde echter dat de problemen van de vader van eiser niet voldoende waren om aan te nemen dat eiser zelf ook een reëel risico liep op vervolging. De rechtbank volgde de overwegingen van de minister en concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten stond. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen proceskosten vergoed hoefden te worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33275

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2024 op zitting behandeld in Breda, tegelijkertijd met het beroep van de broer van eiser met zaaknummer NL24.33971. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en [naam 1] als tolk. Tevens was aanwezig [naam 2] van de stichting Nidos.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren [datum] 2009 en de Turkse nationaliteit te hebben. Op 12 oktober 2022 heeft hij asiel aangevraagd in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eisers vader heeft problemen gehad en is meermaals opgepakt door de politie, omdat hij Koerdisch is en lid zou zijn van de PKK. Hij heeft ook in de gevangenis gezeten. Daarnaast heeft eiser te maken gehad met discriminatie vanwege zijn Koerdische etniciteit.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eisers vader problemen heeft gehad en dat eiser problemen heeft gehad vanwege zijn Koerdische etniciteit. Dit maakt volgens verweerder echter niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije.
4. Eiser voert het volgende aan. Verweerder heeft miskend dat de vader van eiser vreest voor vervolging door de Turkse autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging. Hij staat onder de voortdurende aandacht van de autoriteiten en er bestaat een reëel risico dat hij opnieuw gearresteerd, vervolgd en gedetineerd zal worden. Ten onrechte heeft verweerder overwogen dat het risico dat de vader van eiser loopt geen gevolgen heeft voor eiser. Eiser wijst in dit kader naar het algemeen ambtsbericht over Turkije [1] waaruit volgt dat familieleden van PKK’ers te maken konden krijgen met huisinvallen en opzettelijk worden tegengewerkt door de autoriteiten. Ook staan ze voortdurend onder druk en worden hun telefoons afgeluisterd. Als zoon van een PKK’er is het zeer aannemelijk dat eiser in de negatieve aandacht staat van de Turkse autoriteiten. Er zijn dan ook gegronde redenen voor de vrees van eiser en die vrees is ook voldoende zwaarwegend.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de problemen van eisers vader niet ertoe leiden dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije. Daarvoor is het volgende redengevend.
6. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de problemen van zijn vader ook van invloed zijn op hem. Daarbij heeft verweerder terecht gewezen op de verklaring van eiser tijdens het nader gehoor dat hij nooit problemen heeft gehad doordat zijn vader in de gevangenis zat en dat eiser ook geen aanknopingspunten heeft aangedragen op grond waarvan aangenomen kan worden dat hij zelf in de negatieve aandacht staat van de Turkse autoriteiten. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het slechts een aanname betreft dat eisers vader momenteel nog gezocht wordt door de Turkse autoriteiten. Eiser heeft immers zelf verklaard dat zijn vader weer thuis woont en eiser heeft niet onderbouwd dat zijn vader weer dreigt te worden opgepakt.
7. Verweerder heeft terecht overwogen dat het ook slechts een vermoeden van eiser is dat sprake is van een link tussen zijn vader en de PKK. Ten aanzien van de informatie uit het algemeen ambtsbericht over familieleden van PKK-leden heeft verweerder terecht overwogen dat niet is gebleken dat eiser met huisinvallen of tegenwerking door de autoriteiten te maken heeft gehad en dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hiermee te maken zal krijgen bij terugkeer. Ook heeft verweerder terecht overwogen dat het mogelijk ondervinden van problemen bij het vinden van een baan, wat ook genoemd wordt in het algemeen ambtsbericht, niet zwaarwegend genoeg is.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 december 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen ambtsbericht over Turkije van de minister van Buitenlandse Zaken van augustus 2023.