ECLI:NL:RBDHA:2024:20195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
NL24.38937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden mr. A. Alkir en mr. J.R. Vreijsen. De minister van Asiel en Migratie had op 1 oktober 2024 de asielaanvraag van eiser afgewezen, waarbij het besluit als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting in Breda, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 18 november 2024 had gerapporteerd dat eiser op 11 november 2024 de opvang had verlaten en met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft hierop gereageerd met bewijsstukken, maar de minister heeft aangetoond dat deze stukken betrekking hadden op een andere vreemdeling. Bovendien heeft de gemachtigde van eiser op 27 november 2024 aangegeven geen contact meer te hebben gehad met eiser sinds 2 oktober 2024. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een beoordeling van zijn asielzaak, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38937
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer 1] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2024 in Breda op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, na voorafgaand bericht van de gemachtigde, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De minister heeft de rechtbank op 18 november 2024 bericht dat uit informatie van het COa [1] is gebleken dat eiser op 11 november 2024 de opvang heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken.
2. De gemachtigde van eiser heeft op 19 november 2024 daarop gereageerd met het bericht dat eiser niet met onbekende bestemming is vertrokken. Ter onderbouwing daarvan heeft hij een e-mailwisseling met het COa overgelegd. De minister heeft echter ter zitting erop gewezen dat deze e-mails betrekking hebben op een vreemdeling met een ander
V-nummer [2] , en dat deze e-mails dus niet onderbouwen dat eiser niet met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft de minister nog opgemerkt dat hij daags voor de zitting nog navraag heeft gedaan bij het COa en dat daaruit is gebleken dat eiser nog steeds niet in de opvang verblijft.
3. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank bovendien op 27 november 2024 bericht dat hij na 2 oktober 2024 geen contact meer heeft gehad met eiser.
4. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser niet op de zitting is verschenen.
5. De rechtbank gaat op basis van deze feiten en omstandigheden ervan uit dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een beoordeling van zijn asielzaak. Eiser heeft dus geen procesbelang meer.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.V-nummer [V-nummer 2] .