In deze zaak heeft verzoekster op 13 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een derde in het kader van nareis. Na het uitblijven van een besluit heeft verzoekster op 13 november 2023 een beroep ingesteld, dat door de rechtbank gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. Op 4 april 2024 heeft verzoekster opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Uiteindelijk heeft de minister op 9 oktober 2024 de aanvraag ingewilligd. Verzoekster trok haar beroep in op 14 oktober 2024 en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, omdat het verzoek kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.