ECLI:NL:RBDHA:2024:20321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
NL24.27276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 13 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een derde in het kader van nareis. Na het uitblijven van een besluit heeft verzoekster op 4 april 2024 een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. Op 9 oktober 2024 heeft de minister de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekster op 14 oktober 2024 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen en heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of verzoekster procesbelang had bij haar tweede opvolgend beroep, maar oordeelde dat dit procesbelang ontbrak, aangezien er al een eerste opvolgend beroep liep. De rechtbank concludeert dat er geen sprake was van een ontvankelijk beroep en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27276

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner)
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

Verzoekster heeft op 13 februari 2023 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis.
Verzoekster heeft tegen het uitblijven van een besluit een beroepschrift ingediend. Bij uitspraak van 13 november 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiseres gegrond verklaard (NL23.32533). De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken, dan wel binnen twintig weken als de minister binnen de termijn van acht weken besluit tot nader onderzoek, een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Op 4 april 2024 heeft verzoekster opnieuw een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag (NL24.15018).
Op 4 juli 2024 heeft verzoekster wederom een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. Deze uitspraak ziet op dit laatste beroep.
De minister heeft op 9 oktober 2024 de aanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft op 14 oktober 2024 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. verzoekster hoeft dus geen griffierecht te betalen.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoekster heeft op 4 april 2024 een eerste opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag ingediend. Op 4 juli 2024 heeft verzoekster wederom beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.
5. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of verzoekster procesbelang heeft bij een beoordeling van haar tweede opvolgend beroep. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dit procesbelang. Ten tijde van het instellen van dit tweede opvolgend beroep én ten tijde van het sluiten van het onderzoek in deze procedure, liep er immers nog een eerste opvolgend beroep wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 13 februari 2023. Aangezien de rechtbank niet twee keer kan beslissen op een beroep gericht tegen hetzelfde niet tijdig nemen van een besluit dat hetzelfde doel dient, namelijk het verzoek tot het opleggen van een beslistermijn aan de minister, heeft verzoekster geen belang met haar tweede opvolgend beroep.

Conclusie en gevolgen

6. Nu er geen sprake was geweest van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.