Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een Syrische verzoeker en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van het COa, dat op 17 september 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat de verzoeker voor zeven dagen in de ROV-ruimte zou worden geplaatst op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 15 november 2024, waar zowel de gemachtigde van de verzoeker als die van het COa aanwezig waren, heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. In de uitspraak van 6 december 2024 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, maar vastgesteld dat de verzoeker zich niet meer in de ROV-kamer bevond. Hierdoor was er geen sprake meer van onverwijlde spoed, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het COa tevens veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op het indienen van het verzoekschrift en houdt rekening met de samenhang met andere zaken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.