ECLI:NL:RBDHA:2024:20324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/14676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met gegrondverklaring van het beroep

Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een Syrische verzoeker en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van het COa, dat op 17 september 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat de verzoeker voor zeven dagen in de ROV-ruimte zou worden geplaatst op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 15 november 2024, waar zowel de gemachtigde van de verzoeker als die van het COa aanwezig waren, heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. In de uitspraak van 6 december 2024 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, maar vastgesteld dat de verzoeker zich niet meer in de ROV-kamer bevond. Hierdoor was er geen sprake meer van onverwijlde spoed, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft het COa tevens veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op het indienen van het verzoekschrift en houdt rekening met de samenhang met andere zaken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/14676

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. Bij besluit van 17 september 2024 (het bestreden besluit) heeft het COa besloten om verzoeker op grond van de artikelen 10 en 19 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) een ROV 06-maatregel, te weten de plaatsing in de ROV-ruimte voor de duur van zeven dagen, op te leggen.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening, gelijktijdig met de beroepen geregistreerd onder AWB 24/14672 en AWB 24/14674, op 15 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het COa.

Overwegingen

2. Bij uitspraak van vandaag, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep en het beroep gegrond verklaard. De rechtbank stelt voorts vast dat verzoeker zich niet meer in de ROV-kamer bevindt. Nu geen sprake meer is van onverwijlde spoed, wordt ook om die reden het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
3. De rechtbank ziet, gelet op de gegrondverklaring van het beroep, aanleiding om het COa ook in deze procedure te veroordelen in de proceskosten die verzoeker in dit verband heeft gemaakt met het indienen van zijn verzoekschrift. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank overweegt daarbij dat sprake is van samenhangende zaken en dat in de beroepszaak al een punt is toegekend voor het verschijnen ter zitting. [1]

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt het COa in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 6 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.