ECLI:NL:RBDHA:2024:20389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
NL24.24579 en NL24.24580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Syrische en Turkse nationaliteit op basis van discriminatie en terugkeer naar Turkije

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL24.24579 en NL24.24580, waarin eisers, een gezin met Syrische en Turkse nationaliteit, hun asielaanvragen hadden ingediend. De rechtbank behandelde het beroep tegen de afwijzing van deze aanvragen door de minister van Asiel en Migratie, die op 23 mei 2024 had besloten dat de aanvragen ongegrond waren. De eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, stelden dat zij vanwege discriminatie in Turkije niet konden terugkeren naar dat land en vreesden voor uitzetting naar Syrië.

De rechtbank oordeelde dat de minister de identiteit en nationaliteit van de eisers geloofwaardig achtte, maar dat de asielaanvragen niet aan Syrië, maar aan Turkije waren getoetst. De rechtbank concludeerde dat de ervaren discriminatie in Turkije niet voldoende zwaarwegend was om te spreken van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De eisers hadden niet aannemelijk gemaakt dat hun situatie in Turkije zo ernstig was dat zij niet konden functioneren in de maatschappij. Bovendien was de vrees voor uitzetting naar Syrië niet onderbouwd, aangezien de eisers de Turkse nationaliteit hadden verkregen en hun situatie niet vergelijkbaar was met die van andere Syrische vluchtelingen.

De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat de eisers geen proceskostenvergoeding ontvingen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eisers kregen de mogelijkheid om binnen vier weken beroep aan te tekenen bij de Raad van State als zij het niet eens waren met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.24579 en NL24.24580
V-nummers: 292.159.0961, 292.159.0835, 292.159.0907 en 292.628.4868

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

[eiseres], eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen
[kind 1]en
[kind 2],
hierna tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluiten van 23 mei 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond. [1]
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk 6 [datum 1] 1996, [datum 2] 1999, [datum 3] 2019 en [datum 4] 2023. Op 16 oktober 2022 hebben eisers een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hieraan hebben zij ten grondslag gelegd dat eiser in Syrië te vrezen heeft voor de dienstplicht. Mede wegens de algemene veiligheidssituatie in Syrië zijn eisers gevlucht naar Turkije. Ook kunnen zij niet terugkeren naar Turkije, omdat zij daar gediscrimineerd worden.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Omdat uit eisers verklaringen en de overgelegde documenten blijkt dat zij ook de Turkse nationaliteit hebben, heeft verweerder de asielaanvragen niet getoetst aan Syrië, maar aan Turkije. De discriminatie die eisers hebben ervaren in Turkije levert volgens verweerder geen gegronde vrees voor vervolging op, omdat niet aannemelijk is dat eisers hierdoor zo ernstig zijn beperkt in hun bestaansmogelijkheden dat het voor hen onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Ook de vrees van eisers dat zij bij terugkeer naar Turkije zullen worden uitgezet naar Syrië of dat hun Turkse nationaliteit wordt ingetrokken is niet aannemelijk gemaakt door eisers.
3. Eisers stellen dat zij niet kunnen terugkeren naar Turkije. Zij hebben enkel de Turkse nationaliteit aangenomen omdat zij dachten daardoor minder kwetsbaar te worden voor discriminatie. Zij menen dat de Turkse autoriteiten een grote groep Syriërs de nationaliteit hebben verschaft om daarmee een sterkere machtspositie te creëren, waardoor zij gebieden die onder de Syrische Staat vallen konden annexeren. Nu dit niet is gelukt, hebben de Turkse autoriteiten hen niet meer nodig. Eiser wensen ook geen gebruik te maken van de formeel toegekende nationaliteit, maar het is volgens de Turkse wet onmogelijk om daarvan afstand te doen. Van Syriërs die Turkije hebben verlaten wordt het Turkse paspoort ingenomen. Het valt dus niet uit te sluiten dat hun Turkse nationaliteit wordt ingetrokken en dat ze niet meer welkom zijn in Turkije. Ter zitting hebben eisers nog aangevoerd dat hun jongste kind, die in Nederland is geboren, enkel de Syrische nationaliteit heeft. Eisers vrezen dan ook vanuit Turkije te worden uitgezet naar Syrië en menen dat sprake is van een risico op indirect refoulement.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers in Turkije discriminatie ervaren, maar dat de ernst van de door hen ondervonden discriminatie niet zodanig is dat sprake is van discriminatie als daad van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder heeft daarbij terecht overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de discriminatie dusdanig ernstige beperkingen van hun bestaansmogelijkheid heeft opgeleverd dat het voor hen onmogelijk is geweest om op maatschappelijk en sociaal gebied in Turkije te kunnen functioneren. [2] Zij hebben immers altijd kunnen werken, een woning kunnen huren, hadden toegang tot de gezondheidszorg aldaar en zij hebben de Turkse nationaliteit verkregen. Eisers hebben ter zitting bevestigd dat dit ook niet wordt betwist.
5. Verweerder heeft verder kunnen concluderen dat de vrees van eisers om door Turkije uitgezet te worden naar Syrië niet aannemelijk is. Niet in geschil is dat in Turkije sprake is van gedwongen terugkeer van Syrische vluchtelingen. Dit volgt ook uit het algemeen ambtsbericht van Syrië van augustus 2023. [3] Eisers hebben echter het Turkse staatsburgerschap verkregen en hun situatie is daarmee niet vergelijkbaar met die van Syrische vluchtelingen die tijdelijke bescherming of geen verblijfsvergunning hebben in Turkije, zoals beschreven in het algemeen ambtsbericht van Turkije van augustus 2023. [4] Eisers hebben verder geen feitelijke onderbouwing gegeven voor de vrees dat intrekking van de Turkse nationaliteit van genaturaliseerde Syrische vluchtelingen daadwerkelijk voorkomt. Er is enkel sprake van geruchten. Eisers hebben daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat deportatie of andere vormen van gedwongen terugkeer van door Turkije genaturaliseerde Syrische vluchtelingen plaatsvindt.
6. Tot slot blijkt uit openbare bronnen dat als de ouders van een pasgeboren kind de Turkse nationaliteit hebben, het kind onmiddellijk het Turkse staatsburgerschap krijgt. Het jongste kind van eisers heeft daarom van rechtswege ook de Turkse nationaliteit, ook al hebben eisers hem (nog) niet aangemeld bij de Turkse autoriteiten. De stelling dat hij daarom als Syriër wel te vrezen heeft voor gedwongen uitzetting wordt dan ook niet gevolgd.
7. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers terecht afgewezen als ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
8. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zoals bedoeld in paragraaf C2/3.2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3.Zie meer specifiek paragraaf 10.2 van dit algemeen ambtsbericht.
4.Zie meer specifiek paragraaf 10.3 van dit algemeen ambtsbericht.