ECLI:NL:RBDHA:2024:20392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
NL24.30252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Gülenist met onterecht niet beoordeelde asielmotieven

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit houder, een asielaanvraag had ingediend op basis van zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging. De rechtbank oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie, die de aanvraag had afgewezen, ten onrechte twee asielmotieven niet had beoordeeld. De eiser had aangevoerd dat hij zelf Gülenist is en dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging, evenals zijn vrees voor militaire dienst in Turkije. De rechtbank concludeerde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de betrokkenheid van eiser bij de Gülenbeweging niet relevant was voor zijn asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de zorgvuldigheids- en motiveringsvereisten van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de minister werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30252

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. T.J.A.J. Tichelaar).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep ter zitting behandeld op 7 november 2024 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 2000 en heeft de Turkse nationaliteit. Op 27 juli 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij Gülenist is, net zoals zijn ouders. De ouders van eiser zijn strafrechtelijk veroordeeld vanwege hun betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Eiser heeft kinderen van gevangenen geholpen en hij was betrokken bij het overmaken van geld voor gevangenen. In maart 2023 heeft eiser van een
abite horen gekregen dat mensen die vergelijkbare ondersteuning aan gevangenen hadden gegeven waren aangehouden door de politie. Eiser heeft vervolgens met gebruikmaking van een Amerikaans visum Turkije verlaten.
3. Het asielrelaas bevat volgens verweerder twee asielmotieven: ten eerste de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en ten tweede de problemen van zijn ouders in verband met Gülenisme. Beide asielmotieven acht verweerder geloofwaardig. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft of bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade en heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
4. Op wat eiser aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Asielmotief Gülenisme
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet als relevant element heeft aangemerkt dat eiser zelf Gülenist is en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft niet onderkend dat eiser tot een risicogroep behoort.
6. Eiser wordt hierin gevolgd. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat uit het relaas van eiser als asielmotief voortvloeit dat eiser zelf Gülen-aanhanger is. Dat is immers een reden die eiser bij zijn asielaanvraag heeft genoemd en dat maakt deel uit van de kern van zijn relaas. Verweerder heeft dit echter, ten onrechte, niet onderkend als asielmotief.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat Gülen-aanhangers worden beschouwd als een risicoprofiel, maar dat eiser er niet in is geslaagd om op eigen merites aannemelijk te maken dat hij hiertoe behoort. [1] Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder kenbaar gemaakt dat dit een verschrijving is. Verweerder volgt wel degelijk dat eiser een Gülen-aanhanger is en dat hij om die reden tot een risicoprofiel behoort. Volgens verweerder is dit voldoende beoordeeld in het bestreden besluit.
8. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Het bestreden besluit geeft onvoldoende blijk van een beoordeling van eisers vrees voor vervolging in het licht van de omstandigheid dat hijzelf Gülen-aanhanger is. In het bestreden besluit staat immers juist expliciet dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt tot het risicoprofiel te behoren. Ook uit de overige overwegingen blijkt onvoldoende van een dergelijke beoordeling. Gelet op het voorgaande is dan ook sprake van een gebrek in het bestreden besluit.
Asielmotief vrees voor militaire dienst
9. Eiser voert daarnaast aan dat verweerder ten onrechte niet als asielmotief heeft aangemerkt dat eiser niet wil deelnemen aan de militaire dienst in Turkije. Ter onderbouwing van de militaire dienst heeft eiser in beroep een uitdraai van
e-devletovergelegd. Hieruit blijkt dat een bericht is verstuurd naar eiser met de mededeling zijn uitstel voor de militaire dienst is geëindigd, dat hij gezocht wordt vanwege onttrekking aan de registratie/keuring en dat hij zich dient te melden.
10. Eiser wordt gevolgd in zijn betoog dat verweerder ten onrechte niet als afzonderlijk asielmotief heeft aangemerkt en beoordeeld dat eiser niet wil deelnemen aan de militaire dienst. Hoewel eiser dit asielmotief niet tijdens de gehoren naar voren heeft gebracht, heeft hij dit wel gedaan in de besluitvormingsfase, namelijk in de zienswijze. In de zienswijze heeft eiser kenbaar gemaakt dat zijn uitstel voor de militaire dienst is komen te vervallen en dat hij is opgeroepen om zich te melden. Verweerder heeft ten onrechte in het bestreden besluit overwogen dat dit niet betrokken kan worden in de risico-inschatting omdat eiser dit niet tijdens de gehoren naar voren heeft gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit asielmotief niet dusdanig laat naar voren gebracht dat verweerder dit zonder meer buiten beschouwing kan laten. Daarbij komt dat eiser in beroep een stuk ter onderbouwing van dit asielmotief heeft overgelegd. Ook op dit punt is dan ook sprake van een gebrek in het bestreden besluit.
Activiteiten voor SECO
11. Eiser voert verder aan dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij (inmiddels) in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten omdat hij lid is van en actief is voor SECO, een Gülen-gelieerde instelling in Nederland. De Turkse inlichtingendienst verzamelt via de Turkse ambassades, waaronder die in Nederland, inlichtingen over Gülenisten en er zijn kliklijnen geopend. Het openbaar ministerie in Bursa is na een aangifte een onderzoek gestart naar SECO.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de betrokkenheid van eiser bij SECO niet maakt dat eiser in de negatieve aandacht staat van de Turkse autoriteiten. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat het geloofwaardig wordt geacht dat eiser betrokken is bij deze instelling. Uit het door eiser overgelegde stuk volgt dat de Turkse autoriteiten onderzoek hebben gedaan naar SECO en dat informatie over de personen die in de jaren 2022-2023 actief voor de SECO verzonden is naar provincies waar onderzoeken worden uitgevoerd. Verweerder zal alsnog moeten beoordelen wat eisers betrokkenheid bij SECO betekent voor de aannemelijkheid van de door hem gestelde vrees. Van verweerder mag worden verwacht dat hij een samenhangende beoordeling maakt van alle door eiser gestelde feiten en omstandigheden die naar zijn mening maken dat hij bij terugkeer naar Turkije als Gülenist vervolging te vrezen heeft, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Behalve eisers betrokkenheid bij SECO dient dan een rol te spelen het geloofwaardig geachte feit dat eisers ouders reeds veroordeeld zijn tot gevangenisstraf vanwege hun Gülenisme en dat eiser hulp en steun heeft geboden aan (familieleden van) gevangenen in Turkije.
Conclusie
13. Reeds gelet op het voorgaande is het bestreden besluit genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsvereiste, zoals neergelegd in artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De overige beroepsgronden van eiser behoeven daarom geen bespreking.
14. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal vernietigd worden. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
15. Omdat het beroep gegrond is ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van € 875 per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt
gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 5 december 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pagina 5, eerste alinea, van het bestreden besluit.