ECLI:NL:RBDHA:2024:20401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
NL24.48509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen feitelijke uitzetting van vreemdeling naar Polen

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op een verzoek om een voorlopige voorziening van een vreemdeling in verband met zijn bezwaar tegen de feitelijke uitzetting naar Polen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van de minister van Asiel en Migratie, die op 30 oktober 2024 heeft aangekondigd dat hij op 9 december 2024 zal worden verwijderd. De vreemdeling voert aan dat hij kampt met ernstige gezondheidsproblemen en dat zijn uitzetting naar Polen onomkeerbare gevolgen voor zijn gezondheid zal hebben. Hij heeft medische documentatie overgelegd die zijn klachten onderbouwt, waaronder de noodzaak van een mogelijke knieoperatie en de zorg die hij in Polen zou missen.

De minister, vertegenwoordigd door mr. M.F. Aly, heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de situatie in Polen niet zodanig is dat de vreemdeling bij terugkeer een reëel risico loopt op schending van zijn mensenrechten. De minister wijst erop dat de vreemdeling fit-to-fly is verklaard en dat zijn medische gegevens aan Polen zijn overgedragen. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de vreemdeling en de minister afgewogen en geconcludeerd dat er geen grond is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de uitzetting. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de vreemdeling op 9 december 2024 naar Polen kan worden verwijderd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48509

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M.F. Aly).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker connex aan het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting.
1.2
Met de kennisgeving van 30 oktober 2024 heeft de minister aangegeven dat verzoeker op 9 december 2024 zal worden verwijderd naar Polen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3
In verband met het spoedeisende karakter van dit verzoek om een voorlopige voorziening heeft een openbare behandeling van het verzoek niet plaatsgevonden.
Dat wat aan de voorgenomen uitzetting vooraf is gegaan.
2. Verzoeker heeft meerdere verblijfsrechtelijke procedures gevoerd. Laatstelijk heeft verzoeker op 14 februari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Het tegen dat besluit ingediende beroep heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft die uitspraak op 1 maart 2024 bevestigd. Nadat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) een aantal vertrekgesprekken met verzoeker heeft gevoerd heeft die dienst op 30 oktober 2024 de kennisgeving aan verzoeker uitgereikt waarin staat dat verzoeker op 9 december 2024 zal worden verwijderd naar Polen.
3. Verzoeker heeft tegen de feitelijke uitzetting bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening gevraagd. Hij voert aan dat dat hij kampt met lichamelijke problematiek. Hij stelt dat sprake is van nieuwe medische informatie en wijst op het door hem overgelegde medische dossier. Uit het medisch dossier komt naar voren dat verzoeker veelvuldig medische zorg nodig heeft, dat mogelijk een operatie nodig is aan zijn knie, dat hij veel pijnklachten ervaart waarvoor hij hevige pijnstillers voorgeschreven krijgt. Verzoeker heeft ook in Polen medische zorg nodig. Verzoeker vreest dat de kwaliteit van de gezondheidszorg in Polen lager ligt dan in Nederland. Ook vreest hij voor lange wachttijden en hoge eigen bijdragen, en dat is niet gunstig gelet op de operatie die hij (mogelijk) nog moet ondergaan. Om deze redenen is volgens verzoeker aannemelijk dat zijn uitzetting naar Polen zal leiden tot onomkeerbare en onaanvaardbare gevolgen voor zijn gezondheid. Daarom kan de uitzetting geen doorgang vinden.
4. De minister heeft zich in het verweerschrift van 6 december 2024 op het standpunt gesteld dat de stelling van verzoeker niet wordt gevolgd. Volgens de minister is de situatie in Polen in zijn algemeenheid niet zodanig dat verzoeker bij terugkeer een reëel risico loopt terecht te komen in een situatie die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest (zodat de minister daarom tegenover Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan). Verweerder wijst er verder op dat verzoeker fit-to-fly is verklaard en dat de medische gegevens van verzoeker aan Polen zijn overgedragen. Verder wordt verzoeker begeleid door een medische escort en wordt de benodigde medicatie meegenomen tijdens de vlucht. De minister stelt zich dan ook op het standpunt dat de uitzetting naar Polen niet zal leiden tot onomkeerbare en onaanvaardbare gevolgen voor de gezondheid van verzoeker.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dat wat verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd geen grond gelegen voor het oordeel dat niet (langer) van de rechtmatigheid van uitzetting en de wijze waarop deze wordt geëffectueerd kan worden uitgegaan. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de omstandigheid dat verzoeker gezondheidsklachten heeft en medicatie gebruikt, anders dan verzoeker stelt, niet nieuw is gelet op het door hem overgelegde medisch dossier dat ziet op een lange periode van medische klachten. Ook overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker geen aanvraag heeft gedaan om op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 uitstel van vertrek te krijgen in verband met zijn medische omstandigheden. Verder volgt uit de vertrekgesprekken met de DT&V dat zij op de hoogte zijn van de gezondheidssituatie van verzoeker en volgt uit de Fit-to-Fly verklaring van 6 december 2024 dat verzoeker ondanks zijn medische omstandigheden kan worden uitgezet, dat de medische gegevens van verzoeker aan Polen zijn overgedragen, dat verzoeker wordt begeleid door een medische escort en dat de benodigde medicatie wordt meegenomen tijdens de vlucht.
6. De enkele verwijzing van verzoeker naar zijn medische dossier, zonder concreet aan te geven uit welke medische gegevens blijkt dat de uitzetting leidt tot aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor verzoeker, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Er is niet uitgelegd wat nu de relevante nieuwe feiten en omstandigheden zijn die maken dat niet (meer) van de rechtmatigheid van de uitzetting kan worden uitgegaan. De algemene stelling van verzoeker dat de kwaliteit van de gezondheidszorg in Polen lager ligt dan in Nederland leidt evenmin tot die conclusie. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de minister zoals weergegeven onder 4.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker op 9 december 2024 naar Polen kan worden verwijderd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.