ECLI:NL:RBDHA:2024:20401
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen feitelijke uitzetting van vreemdeling naar Polen
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op een verzoek om een voorlopige voorziening van een vreemdeling in verband met zijn bezwaar tegen de feitelijke uitzetting naar Polen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van de minister van Asiel en Migratie, die op 30 oktober 2024 heeft aangekondigd dat hij op 9 december 2024 zal worden verwijderd. De vreemdeling voert aan dat hij kampt met ernstige gezondheidsproblemen en dat zijn uitzetting naar Polen onomkeerbare gevolgen voor zijn gezondheid zal hebben. Hij heeft medische documentatie overgelegd die zijn klachten onderbouwt, waaronder de noodzaak van een mogelijke knieoperatie en de zorg die hij in Polen zou missen.
De minister, vertegenwoordigd door mr. M.F. Aly, heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de situatie in Polen niet zodanig is dat de vreemdeling bij terugkeer een reëel risico loopt op schending van zijn mensenrechten. De minister wijst erop dat de vreemdeling fit-to-fly is verklaard en dat zijn medische gegevens aan Polen zijn overgedragen. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de vreemdeling en de minister afgewogen en geconcludeerd dat er geen grond is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de uitzetting. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de vreemdeling op 9 december 2024 naar Polen kan worden verwijderd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.