ECLI:NL:RBDHA:2024:20459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
10918367 RP VERZ 24-50078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindingsverzoek afgewezen wegens onvoldoende verwijtbaarheid van werknemer in het licht van culturele verschillen

In deze zaak heeft het Brussels Agentschap voor het Ondernemerschap (BAO) een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter in Den Haag om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te beëindigen. Het verzoek is ingediend op 6 februari 2024 en de mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2024. BAO stelde dat er sprake was van verwijtbaar handelen door de werknemer, onder andere door het veronachtzamen van omgangsvormen en het niet adequaat uitvoeren van taken. De werknemer betwistte deze beschuldigingen en vroeg om afwijzing van het verzoek, dan wel om een billijke vergoeding naast de transitievergoeding.

De kantonrechter heeft de argumenten van BAO en de werknemer zorgvuldig afgewogen. Hij concludeerde dat de voorbeelden van verwijtbaar handelen niet voldoende waren om te spreken van een voldragen ontslaggrond. De kantonrechter erkende dat culturele verschillen een rol spelen in de beoordeling van het gedrag van de werknemer, maar was niet overtuigd dat de elementen die BAO aanvoerde samen een redelijke ontslaggrond vormden. Ook de tweede ontslaggrond, een verstoorde arbeidsverhouding, werd niet bewezen, aangezien de communicatie tussen de werknemer en haar leidinggevende als 'zakelijk' en 'hoffelijk' werd gekarakteriseerd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van BAO tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en BAO veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, begroot op € 543,-. De beslissing werd op 17 april 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Zaaknr.: 10918367 RP VERZ 24-50078
Uitspraakdatum: 17 april 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk
Het Brussels Agentschap voor het Ondernemerschap,
gevestigd te Brussel (België) en kantoorhoudende te Den Haag,
verzoekende partij,
verder te noemen: BAO,
gemachtigde: mevr. mr. S.J. van Loon (MannaertsAppels Advocaten),
tegen
[naam 1],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
verder te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. N. Fakiri (Fakiri en Van Beuningen Advocaten).

1.Het procesverloop

1.1.
BAO heeft de kantonrechter bij verzoekschrift met 26 producties (nrs. 1 tot en met 26), bij de griffie ingekomen op 6 februari 2024, verzocht - kort gezegd - de arbeidsovereenkomst tussen BAO en werknemer te ontbinden onder toekenning van de transitievergoeding.
1.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is een verweerschrift met 33 producties (nrs. 1 tot en met 33) binnengekomen. Werknemer verzoekt het verzoek van BAO af te wijzen, dan wel, bij toewijzing van het verzoek naast de transitievergoeding een billijke vergoeding toe te wijzen.
1.3.
Voorts is nog bij de griffie binnengekomen:
- een brief van de gemachtigde van BAO van 14 maart 2024 met een toevoeging aan productie 8 en drie aanvullende producties (nrs. 27 tot en met 29).
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift is gehouden op 19 maart 2024. Daarbij is namens BAO de heer [naam 2] alsmede de gemachtigde van BAO verschenen en is werknemer in persoon verschenen samen met haar gemachtigde en een tolk. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van BAO pleitaantekeningen overgelegd en de gemachtigde van werknemer een pleitnota. Van hetgeen verder besproken is heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden.
1.5.
Na de mondelinge behandeling is de uitspraakdatum op verzoek van partijen aangehouden. Na ontvangt van de brief van de gemachtigde van BAO dat deze een beslissing op het verzoek wil is de uitspraak op het verzoek bepaald bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Het BAO is een Belgische Gewestelijke overheidsorganisatie, die tot doel heeft bij de dragen aan de ontwikkeling van de Belgische economie. Daartoe heeft het BAO een kantoor in Den Haag, via welke BAO de economische belangen van België, de Belgische gewesten en van Belgische bedrijven behartigt.
2.2.
Werknemer is op 6 april 2001 in dienst getreden bij een rechtsvoorganger van BAO. Bij BAO is werknemer in dienst als Commercieel Assistente. Haar maandsalaris bedraagt thans € 6.545,19 bruto.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst tussen BAO en werknemer is Nederlands recht van toepassing.
2.4.
Bij BAO zijn twee personen werkzaam, werknemer en haar leidinggevende, de heer [naam 2], posthoofd en daarmee de economische en handelsattaché van het commercieel bureau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De heer [naam 2] is sinds 2 april 2020 in die functie werkzaam.
2.5.
Bij aangetekende brief en e-mail van 23 oktober 2022 heeft BOA werknemer een officiële waarschuwing gegeven in verband met in de ogen van BOA onaanvaardbaar gedrag van werknemer.
2.6.
Op 29 maart 2023 reageert (de gemachtigde van) werknemer op de waarschuwingsbrief van BOA van 23 oktober 2022, waarin werknemer ontkent dat sprake is geweest van onaanvaardbaar gedrag.
2.7.
In reactie op de brief van 29 maart 2023 van de gemachtigde van werknemer stelt BAO bij brief van 21 juli 2023 voor een mediationtraject te beginnen.
2.8.
Bij e-mail van 20 augustus 2023 ontkent werknemer dat sprake is van een conflict. Niettemin hebben in de periode september – november 2023 twee mediationgesprekken plaatsgevonden.
2.9.
Bij e-mail van 5 december 2023 meldt BAO aan werknemer dat zij wil overgaan tot beëindiging van het dienstverband, ofwel via een beëindigingsovereenkomst, ofwel via een procedure voor de kantonrechter. Daarop heeft BAO een voorstel voor een beëindigingsovereenkomst gedaan, welk voorstel werknemer heeft verworpen.

3.Het inleidende verzoek en het verweer

3.1.
BAO verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, op basis van de redelijke grond(en) zoals in het verzoekschrift omschreven, tegen de eerst mogelijke datum, onder toekenning van de transitievergoeding, alles met veroordeling van werknemer in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van BAO en deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Aan het verzoek legt BAO – kort gezegd – ten grondslag dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding dan wel verwijtbaar handelen van werknemer, dan wel een combinatie van beide.
3.3.
Van haar zijde betwist werknemer dat sprake is van een voldragen ontslaggrond, als gevolg waarvan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Zoals uit het verzoekschrift blijkt verzoekt BAO een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer met als ontslaggronden een verstoorde arbeidsverhouding dan wel verwijtbaar handelen van werknemer dan wel een combinatie van die twee ontslaggronden. In het stelsel van de Nederlandse arbeidswetgeving is het zo dat van een ontbinding van de arbeidsovereenkomst alleen sprake kan zijn in het geval van een redelijke ontslaggrond (artikel 7:671b BW in combinatie met artikel 7:669 BW). Dat betekent dat de kantonrechter dient te toetsen of een van deze twee ontslaggronden (of een combinatie van beide) aan de orde zijn en of deze ontslaggronden een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.
4.2.
In het verzoekschrift legt BAO de nadruk op verwijtbaar handelen door werknemer. Daarom zal de kantonrechter die ontslaggrond als eerste bespreken. Bij de voorbeelden die BAO noemt als verwijtbaar handelen gaat het om het veronachtzamen door werknemer van voor BOA belangrijke omgangsvormen, de wijze van communiceren van werknemer en de wijze van uitvoeren van bepaalde taken. Meer concreet stelt BAO dat werknemer geen oog zou hebben voor hiërarchische verhoudingen, dat zij op een voor BAO ongepaste en op dwingende wijze communiceert met personen werkzaam op de Belgische ambassade in Nederland met voorbijgaan van de heer [naam 2], dat zij ondersteunende taken zou laten liggen of zijn vergeten uit te voeren en dat zij na de corona-periode terughoudend was om weer op kantoor te komen werken.
4.3.
Terwijl de kantonrechter er oog voor heeft dat in de Belgische cultuur goede omgangsvormen meer gewaardeerd worden dan in de Nederlandse cultuur en dat de werkzaamheden van werknemer, ondanks dat de werkzaamheden worden uitgevoerd in Den Haag, in de Belgische culturele traditie plaatsvinden, is de kantonrechter er niettemin onvoldoende van overtuigd dat de elementen die BAO noemt, ook in onderlinge samenhang genomen, optellen tot een voldragen ontslaggrond verwijtbaar handelen.
4.4.
Voor zover werknemer niet hoffelijk genoeg schriftelijk gecommuniceerd zou hebben met personen binnen (bijvoorbeeld) de Belgische ambassade in Nederland of met leidinggevenden van BAO uit Brussel, is het de kantonrechter opgevallen in de overgelegde producties, dat ook de communicatie vanuit deze organisaties zich kenmerken door een zekere directheid. Uit de overgelegde correspondentie is daarom niet af te leiden dat alleen werknemer zich bedient van direct taalgebruik. Wellicht is het verwijtbaar geweest dat werknemer in uitgaande correspondentie de heer [naam 2] niet heeft gekopieerd, maar dit is een zodanig lichte vorm van verwijtbaarheid dat nog geen sprake is geweest van verwijtbaar handelen als voldragen ontslaggrond.
4.5.
Bij het veronachtzamen van ondersteunende taken komt BAO in feite niet verder dan een voorbeeld, namelijk het voorbeeld dat werknemer een keer 2022 tijdens een bijeenkomst op het kantoor van BAO met voor BAO belangrijke personen het uitserveren van champagne en hapjes zou hebben willen overlaten aan de heer [naam 2]. BAO noemt geen andere voorbeelden van het veronachtzamen van ondersteunende taken, zodat de kantonrechter daaruit eigenlijk alleen de conclusie kan trekken dat sprake was van een (ongelukkig) incident, maar niet van verwijtbaar handelen.
4.6.
Ook uit de terughoudendheid van werknemer om na de corona-periode weer volledig op kantoor te komen werken kan de kantonrechter geen verwijtbaar handelen distilleren, temeer niet omdat niet is gebleken dat werknemer nog steeds terughoudend op dat punt is, dan wel dat niet is gebleken dat werknemer op belangrijke momenten niet op het kantoor van BAO aanwezig is.
4.7.
Al met al kan de kantonrechter niet de conclusie trekken dat sprake is van verwijtbaar handelen. Voor zover de door BAOP aangedragen voorbeelden al tot op zekere hoogte verwijtbaar van werknemer zijn geweest is de periode waarin de voorbeelden zijn voorgevallen te lang en de ernst van het handelen te gering om te spreken van verwijtbaar handelen als voldragen ontslaggrond.
4.8.
Ten aanzien van de tweede aangedragen ontslaggrond, een verstoorde arbeidsverhouding, oordeelt de kantonrechter dat hem onvoldoende gebleken is dat de arbeidsverhouding verstoord is. Daarbij overweegt de kantonrechter dat op het kantoor van BAO in Den Haag maar twee personen werkzaam zijn, werknemer en de heer [naam 2]. Ter zitting heeft de heer [naam 2] verklaard dat hij een ‘zakelijke’ arbeidsverhouding heeft, dat de communicatie ‘hoffelijk’ is, maar zich beperkt tot het hoogst noodzakelijke. Daarbij heeft hij bevestigd dat het kantoor naar behoren functioneert. Daaruit kan de kantonrechter hoogstens de conclusie trekken dat werknemer en de heer [naam 2] niet een optimale werkrelatie hebben, maar tegelijkertijd verhindert dat niet dat het kantoor naar behoren functioneert. Een niet optimale werkrelatie is echter niet meteen verstoorde arbeidsverhouding.
4.9.
BAO heeft ook een combinatie van de twee genoemde ontslaggronden als zelfstandige ontslaggrond genoemd. Daarbij doelt BAO op de combinatiegrond van artikel 7:669 lid 3 onder i BW. Deze ontslaggrond kan weliswaar als voldragen ontslaggrond gelden in het geval van een combinatie van twee overigens ontslaggronden. Maar daarvoor is wel een vereiste dat de twee onvoldragen ontslaggronden samen optellen tot een voldragen ontslaggrond. Naar aanleiding van hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat de ernst van alle genoemde elementen ook in combinatie niet optellen tot een voldragen (combinatie)grond.
4.10.
Nu geoordeeld is dat geen sprake is van een voldragen ontslaggrond kan de kantonrechter niet anders dan het verzoek van BAO tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afwijzen. Daarmee komt de kantonrechter ook niet toe aan de vraag of werknemer een transitievergoeding en/of een billijke vergoeding toekomt.
4.11.
Niettemin wenst de kantonrechter te herhalen hetgeen hij ook reeds tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd. Dat is dat werknemer intussen reeds 23 jaar bij BAO en haar rechtsvoorgangers werkzaam is. Bij een dergelijk lang dienstverband is het haast onontkoombaar dat een zeker punt wordt bereikt dat al hetgeen bij BAO voorvalt al een keer de revue is gepasseerd. En dat is a fortiori het geval bij een kleine organisatie als BAO waar slechts twee personen werkzaam zijn en de functie van werknemer de laagste in de hiërarchie is. Daardoor kan het lastig zijn of worden zich in een ondergeschikte positie te blijven schikken en in ieder geval zal dat van werknemer aanpassing vereisen, wil een en ander in de toekomst nog toch leiden tot een verstoorde arbeidsverhouding, die alsdan wel een voldragen ontslaggrond opleveren.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt BAO veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van werknemer, begroot op € 543,-.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek van BAO af;
- veroordeelt BAO in de proceskosten aan de zijde van werknemer, begroot op
€ 543,-;
- verklaart de proceskostenveroordeling van BAO uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en is op 17 april 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.