ECLI:NL:RBDHA:2024:20463
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot afgeleid verblijfsrecht
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een afgeleid verblijfsrecht claimt. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag van verzoeker om afgifte van een document, waaruit blijkt dat hij een afgeleid verblijfsrecht heeft, afgewezen met een besluit van 25 oktober 2023. Na bezwaar heeft de minister op 6 juni 2024 de afwijzing gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet kan worden uitgezet totdat op het beroep is beslist. De minister heeft op 29 november 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toekenning van het verzoek.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister zich niet verzet tegen de toekenning van het verzoek en er geen verdere bezwaren zijn. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en de voorlopige voorziening getroffen dat het bestreden besluit is geschorst. Verzoeker mag niet worden uitgezet totdat er een uitspraak op het beroep is gedaan.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de minister het griffierecht van € 187 aan verzoeker moet vergoeden en dat verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 875 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.