ECLI:NL:RBDHA:2024:20463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
NL24.27255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot afgeleid verblijfsrecht

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een afgeleid verblijfsrecht claimt. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag van verzoeker om afgifte van een document, waaruit blijkt dat hij een afgeleid verblijfsrecht heeft, afgewezen met een besluit van 25 oktober 2023. Na bezwaar heeft de minister op 6 juni 2024 de afwijzing gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet kan worden uitgezet totdat op het beroep is beslist. De minister heeft op 29 november 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toekenning van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister zich niet verzet tegen de toekenning van het verzoek en er geen verdere bezwaren zijn. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en de voorlopige voorziening getroffen dat het bestreden besluit is geschorst. Verzoeker mag niet worden uitgezet totdat er een uitspraak op het beroep is gedaan.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de minister het griffierecht van € 187 aan verzoeker moet vergoeden en dat verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 875 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27255

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , v-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C. Huy),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een document, waaruit blijkt dat verzoeker een afgeleid verblijfsrecht heeft.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 25 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juni 2024 op het bezwaar van verzoeker is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenechter verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat verzoeker niet wordt uitgezet totdat op het beroep is beslist.
1.2.
De minister heeft per bericht van 29 november 2024 aangegeven zich niet tegen de toekenning van het verzoek te verzetten.
1.3.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen. De minister heeft aangegeven zich niet tegen toekenning van het verzoek te verzetten en de voorzieningenrechter is niet gebleken van verdere bezwaren tegen het toekennen van het verzoek. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst en dat verzoeker niet zal worden uitgezet tot de uitspraak op het beroep.
4. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de minister het griffierecht ter hoogte van € 187 moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 1). Als aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet de minister de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het beroep is beslist;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187 aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 875 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.