In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 8 december 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister had 90 dagen de tijd om te beslissen, maar deze termijn is verstreken. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer, waarin het 'first in first out'-principe is vastgesteld voor het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De minister heeft aangegeven dat de aanvraag van eiseres aan een behandelaar is toegewezen en dat er mogelijk nader onderzoek nodig is. De rechtbank oordeelt dat de minister binnen twaalf weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt gelijk, en de minister wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.