ECLI:NL:RBDHA:2024:20467
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 12 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 1 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. Eiser heeft aangevoerd dat hij risico loopt op pushbacks en dat er problemen zijn met de opvang in Kroatië. Hij verwijst naar verschillende rapporten en zijn eigen ervaringen in Kroatië, waar hij slecht behandeld is en in detentie heeft gezeten. De rechtbank concludeert echter dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok en is openbaar gemaakt op 15 oktober 2024.