In de zaak tussen verzoeker, een vreemdeling met een V-nummer, en de minister van Asiel en Migratie, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 december 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 7 augustus 2024, waarin werd geweigerd om hem uitstel van vertrek op medische gronden te verlenen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl de bodemzaak, onder zaaknummer NL24.34470, gelijktijdig werd behandeld.
Tijdens de zitting op 19 november 2024 waren verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn berekend. Aangezien verzoeker een toevoeging heeft gekregen, is de minister verplicht om deze proceskostenvergoeding aan de gemachtigde van verzoeker te betalen. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.