ECLI:NL:RBDHA:2024:20474

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
NL24.36414
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening

Op 1 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker met een V-nummer, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.H. Hekman, tegen de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag die door de minister op 17 september 2024 niet in behandeling is genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Tijdens de zitting op 1 oktober 2024 zijn de verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister zich wel liet vertegenwoordigen. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank overweegt dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL24.36413, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 oktober 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.36414
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL24.36413, op 1 oktober 2024 op zitting behandeld. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk op de zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.36413, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2024 door mr. P.J. Blok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
07 oktober 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.