ECLI:NL:RBDHA:2024:20560
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 5 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 24 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde afwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent de behandeling van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Duitsland gedaan, dat door Duitsland is aanvaard.
Eiser heeft betoogd dat de minister zijn aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich dient te trekken, omdat hij vreest dat de Duitse autoriteiten zich niet aan hun verplichtingen zullen houden. De rechtbank oordeelt echter dat er een bestendige lijn bestaat dat uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat de minister ervan mag uitgaan dat Duitsland zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Eiser heeft zijn standpunt niet onderbouwd met bewijsstukken, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om de aanvraag aan zich te trekken.
De rechtbank concludeert dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd niet voldoende bijzonder zijn om van de overdracht aan Duitsland af te zien. De minister heeft terecht opgemerkt dat Duitsland partij is bij het EVRM en dat eiser bij problemen de Duitse autoriteiten kan benaderen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit deugdelijk is gemotiveerd en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.