ECLI:NL:RBDHA:2024:20572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/09/672145 / HA ZA 24-752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de vader als borg voor de verplichtingen van het bedrijf van zijn zoon

In deze civiele zaak heeft eiseres de vader gedagvaard, omdat zij meent dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van het bedrijf van zijn zoon, op basis van een aannemingsovereenkomst. De vader betwist deze aansprakelijkheid en stelt dat er geen geldige overeenkomst is gesloten. De rechtbank oordeelt dat er wel degelijk een overeenkomst van borgtocht is gesloten tussen de vader en eiseres. De vader is hoofdelijk aansprakelijk voor de betalingen die eiseres aan het bedrijf van zijn zoon heeft gedaan, die in totaal € 13.500,- bedragen. Daarnaast moet de vader ook de buitengerechtelijke kosten en proceskosten betalen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende producties en getuigenverklaringen zijn ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 november 2024, waarna de rechtbank op 4 december 2024 vonnis heeft gewezen. De vader heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vader tijdig en op de juiste wijze verzet heeft gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij de vader zich borg heeft gesteld voor de verplichtingen van het bedrijf van zijn zoon. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen, en heeft de vader veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

VONNIS

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/672145 / HA ZA 24-752
Vonnis van 4 december 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres], te [woonplaats 1] ,
oorspronkelijk eiseres,
geopposeerde,
advocaat mr. M.J.S. Spanjersberg te Zoetermeer,
tegen
[de vader], te [woonplaats 2] ,
oorspronkelijk gedaagde,
opposant,
advocaat mr. D. Pieterse te Den Haag,
Partijen worden in dit vonnis ‘eiseres’ en ‘de vader’ genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Eiseres heeft de vader gedagvaard omdat ze meent dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van het bedrijf van zijn zoon, op grond van de aannemingsovereenkomst die dat bedrijf met eiseres heeft gesloten. De vader zegt dat hij niet aansprakelijk is omdat er geen geldige overeenkomst is gesloten op grond waarvan hij als garantsteller of als borg kan worden aangesproken.
1.2.
De rechtbank oordeelt dat de vader met eiseres een overeenkomst van borgtocht heeft gesloten. Op grond van deze overeenkomst is de vader tegenover eiseres hoofdelijk aansprakelijk voor de betalingen van in totaal € 13.500,- die eiseres mede door zijn bemiddeling aan (het bedrijf van) zijn zoon heeft gedaan. Daarnaast moet de vader buitengerechtelijke kosten en de proceskosten betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 mei 2024, met producties 1 tot en met 15;
  • het verstekvonnis van 10 juli 2024 met zaaknummer C/09/667616 / HA ZA 24-488;
  • de verzetdagvaarding van 21 augustus 2024, met producties 1 tot en met 5;
  • het tussenvonnis van 9 oktober 2024 waarin de mondelinge handeling is bepaald;
  • bericht van de griffie ex artikel 22 Rv van 11 oktober 2024 met zittingsagenda;
  • de akte van eiseres van 5 november 2024, met productie 16;
  • de akte van eiseres van 7 november 2024, met producties 6a-I en 6a-II;
  • de akte van de vader van 8 november 2024, met productie 6;
  • de akte van de vader van 11 november 2024, met productie 7.
2.2.
Op 18 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. Partijen hebben ook op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
2.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

3.1.
Eiseres heeft op 29 augustus 2022 een aannemingsovereenkomst gesloten met [bedrijfsnaam] B.V. voor de renovatie van haar woning. De totale aanneemsom bedroeg € 99.882,10, waarvan eiseres tot op heden in totaal € 77.760,60 heeft betaald.
3.2.
[de zoon] (hierna: de zoon) is de enige bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam] B.V.
3.3.
Nadat [bedrijfsnaam] B.V. de binnenkant van de woning had gesloopt, is tussen eiseres, [bedrijfsnaam] B.V. en de zoon een geschil ontstaan. [bedrijfsnaam] B.V. en de zoon wilden dat eiseres meer geld zou betalen; eiseres wilde dat er eerst meer werkzaamheden uitgevoerd zouden worden voor zij het resterende deel van de aanneemsom zou betalen. Door dit geschil lagen de werkzaamheden in de woning stil.
3.4.
In december 2022 hebben eiseres, de zoon en de vader het geschil besproken in het huis van de vader. Na dit gesprek heeft eiseres een factuur van [bedrijfsnaam] B.V. van € 10.000,- betaald, voor de renovatie van de badkamer.
3.5.
In januari 2023 hebben eiseres, de zoon en de vader het geschil voor de tweede keer besproken, dit keer in de woning van eiseres. Na dit gesprek heeft de zoon een aangepaste aannemingsovereenkomst opgesteld (hierna: de overeenkomst). In die overeenkomst – een nieuwe versie van de oude tekst, waarin de zoon passages had toegevoegd – staat op de voorpagina het volgende:

Partijen:
[eiseres], hierna te noemen: ‘opdrachtgever’;
en
[bedrijfsnaam] B.V. (…), hierna te noemen: ‘aannemer’;
en
[de vader] te noemen bemiddelaar tussen twee partijen. De bemiddelaar zal hiermee garant staan tussen financieel en de afspraken tussen beide partijen.”
De tekst van artikel 6 (Betaling) is na de eerste zin (“De betaling van de aanneemsom vindt plaats in de volgende termijnen:”) vervangen door de volgende tekst:
“Aanbetaling voor reservering & materiaal € 49.941,06 is voldaan
Tweede betalingstermijn bedrag van € 10.058,94 is voldaan
Derde betalingstermijn bedrag van € 10.419,55 is voldaan
Vierde betalingstermijn bedrag van € 7,000.-
Het overige bedrag van € 32.882,- wordt in 7 maanden afgelost, waarvan ieder 28e van het maand een bedrag van € 3.653,- overgemaakt naar [bedrijfsnaam] B.V.
Indien de opdrachtgever meer vermogen heeft zal de hij eerder aflossen”
De vader en de zoon hebben de overeenkomst ondertekend.
3.6.
De zoon heeft de aangepaste overeenkomst op 24 januari 2023 per e-mail aan eiseres toegezonden. Eiseres heeft de overeenkomst niet ondertekend.
3.7.
Eiseres heeft op 27 januari 2023 een bedrag van € 4.500,- betaald aan [bedrijfsnaam] B.V., waarvan later € 1.000,- is teruggestort.
3.8.
[bedrijfsnaam] B.V. heeft de werkzaamheden aan de woning ook na de gesprekken en de betalingen niet hervat.
3.9.
Op 14 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [bedrijfsnaam] B.V. veroordeeld tot het herstellen van een lekkage op het dak van de woning, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, tot een maximum van € 15.000,-.
3.10.
Bij brief van 20 maart 2023 heeft eiseres [bedrijfsnaam] B.V. laten weten de aannemingsovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Zij heeft [bedrijfsnaam] B.V. gesommeerd een bedrag van € 49.715,15 terug te betalen voor de niet afgemaakte werkzaamheden.
3.11.
Eiseres heeft deelgenomen aan het online programma ‘BOOS’ van Tim Hofman. Op 26 oktober 2023 is de uitzending op YouTube verschenen. Tijdens de uitzending, waarin ook de binnenkant van de woning te zien is, worden de zoon en de vader geconfronteerd met de niet afgemaakte werkzaamheden. Naar aanleiding van de uitzending van ‘BOOS’ heeft de dochter van eiseres een
crowdfundingopgestart, waarmee zij, na aftrek van kosten, (ongeveer) € 91.000,- voor eiseres heeft opgehaald.
3.12.
Op 30 mei 2024 heeft eiseres [bedrijfsnaam] B.V., de zoon en de vader gedagvaard vanwege de niet uitgevoerde werkzaamheden. Eiseres vordert ontbinding van de aannemingsovereenkomst en een schadevergoeding.
3.13.
Bij verstekvonnis van 10 juli 2024 zijn [bedrijfsnaam] B.V. en de vader hoofdelijk veroordeeld tot betaling van meerdere geldsommen in verband met niet-nakoming van de aannemingsovereenkomst door [bedrijfsnaam] B.V. Het gaat om de terugbetaling van € 60.499,48 voor niet uitgevoerde werkzaamheden, € 11.209,22 inclusief btw voor constructieve maatregelen, € 15.058,74 aan schadevergoeding voor hypotheekrente, € 2.250,60 aan deskundigenkosten, € 1.539,32 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 5.139,86 aan proceskosten, alle bedragen met wettelijke rente. Daarnaast is [bedrijfsnaam] B.V. veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 16.771,05 in verband met verbeurde dwangsommen. De vorderingen tegen de zoon zijn afgewezen, omdat deze op de overeenkomst gebaseerde vorderingen niet op grond van de in de dagvaarding vermelde onrechtmatige daad konden worden toegewezen.
3.14.
Op 21 augustus 2024 is de vader bij verzetdagvaarding in verzet gekomen van het verstekvonnis van 10 juli 2024.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft bij de inleidende dagvaarding – samengevat – gevorderd dat [bedrijfsnaam] B.V., de zoon en de vader hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde aanneemsom en tot betaling van schadevergoeding. De gevorderde schadevergoeding houdt verband met constructieve maatregelen die zijn genomen, betaalde hypotheekrente in de periode dat de woning niet kon worden gebruikt, deskundigenkosten, buitengerechtelijke incassokosten en de verbeurde dwangsommen.
4.2.
Eiseres legt hieraan het volgende ten grondslag. [bedrijfsnaam] B.V. heeft alle overeengekomen deadlines gemist. Het werk is ondeugdelijk uitgevoerd en niet afgemaakt. De vader heeft zich in de overeenkomst opgeworpen als garantsteller en wordt uit dien hoofde aangesproken.
4.3.
De vader vordert in de verzetdagvaarding dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vader ontheft van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 juli 2024, met zaaknummer C/09/667616 / HA ZA 24-488;
II. eiseres niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering, althans deze afwijst;
III. eiseres veroordeelt in de proceskosten.
4.4.
De vader legt hieraan het volgende ten grondslag. Hij is geen partij bij de overeenkomst. Sterker nog, er is geen overeenkomst tot stand gekomen tussen [bedrijfsnaam] B.V. c.q. de zoon, eiseres en de vader. Anders dan eiseres heeft betoogd, heeft noch de vader noch de zoon in de uitzending van ‘BOOS’ erkend dat de vader zich garant zou hebben gesteld.
4.5.
Voor zover de rechtbank zou oordelen dat een overeenkomst tot stand is gekomen tussen [bedrijfsnaam] B.V. c.q. de zoon, eiseres en de vader, moet deze volgens de vader worden aangemerkt als een overeenkomst van borgtocht in de zin van artikel 7:850 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW). In dat kader is van belang dat de vader de overeenkomst heeft gesloten als particulier en niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf of als bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap. Bovendien kan de vader, indien wordt aangenomen dat er een overeenkomst van borgtocht is, alleen worden aangesproken tot nakoming van de uitvoering van de werkzaamheden en niet tot betaling (van schadevergoeding). De overeenkomst bevat ook geen maximumbedrag en is daarom nietig.
4.6.
Tot slot heeft eiseres meer dan € 100.000,- opgehaald met een
crowdfundingen heeft dus, na voordeelverrekening, geen schade. De vader was geen partij bij het kort geding, dus ook de vorderingen tot betaling van dwangsommen in verband met het verhelpen van de lekkage moeten worden afgewezen.
4.7.
De rechtbank gaat hierna bij de beoordeling verder op de stellingen van partijen in.

5.De beoordeling

Is tijdig verzet gedaan? - Ja.

5.1.
Het verstekvonnis is op 17 juli 2024 aan de vader betekend. Op 21 augustus 2024 heeft de vader bij exploot van dagvaarding verzet gedaan. Daarmee is het verzet tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de vader in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen. De rechtbank zal de vordering van eiseres op de vader opnieuw beoordelen, rekening houdend met het verweer van de vader.
Is er een overeenkomst tussen partijen gesloten? - Ja.
5.2.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of er een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan eiseres de vader hoofdelijk aansprakelijk kan stellen voor de verplichtingen die [bedrijfsnaam] B.V. tegenover eiseres heeft. Partijen zijn het er namelijk niet over eens wat zij precies hebben afgesproken.
5.3.
Als partijen het niet eens zijn over de uitleg van bepaalde afspraken, moet de rechtbank deze afspraken uitleggen. Volgens vaste rechtspraak moet de rechtbank daarbij letten op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op wat zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de ‘Haviltex-maatstaf’ [1] ).
5.4.
Over een aantal zaken zijn partijen het wel eens.
5.4.1.
Partijen zijn het er over eens dat zij tweemaal met elkaar en de zoon over de aanneemovereenkomst hebben gesproken, op een moment dat de binnenkant van de woning was gesloopt maar de werkzaamheden op grond van de aanneemovereenkomst stillagen.
5.4.2.
Ook staat tussen partijen vast dat eiseres tot die gesprekken waar de vader bij was weigerde meer aan [bedrijfsnaam] B.V. te betalen totdat er werkzaamheden en/of producten waren geleverd tot de waarde van het deel van de aanneemsom dat zij al had betaald.
5.4.3.
Het eerste gesprek tussen de vader, de zoon en eiseres vond plaats in december 2022, in de woning van de vader; het tweede gesprek vond begin 2023 plaats, in de woning van eiseres.
5.4.4.
Naar aanleiding van deze gesprekken heeft de zoon de aangepaste overeenkomst opgesteld, met daarin de afspraken die tijdens de twee gesprekken waren gemaakt. In die aangepaste overeenkomst staat: “[de vader is]
bemiddelaar tussen twee partijen. De bemiddelaar zal hiermee garant staan tussen financieel en de afspraken tussen beide partijen.”
5.4.5.
De zoon heeft de aangepaste overeenkomst voorgelegd aan de vader; de vader heeft die overeenkomst toen ondertekend. De zoon heeft de aangepaste overeenkomst vervolgens aan eiseres gemaild.
5.4.6.
De vader heeft niet concreet weersproken dat eiseres na het eerste gesprek tussen hem, zijn zoon en eiseres € 10.000 aan [bedrijfsnaam] B.V. heeft betaald, en na het tweede gesprek en de e-mail met daarin de aangepaste overeenkomst nog eens € 4.500,-- (waarvan € 1.000 is teruggestort). De vader heeft ook niet concreet weersproken dat [bedrijfsnaam] B.V. na deze betalingen door eiseres geen werkzaamheden heeft verricht.
5.5.
De rechtbank is op grond van die feiten van oordeel dat er tussen eiseres, de zoon en de vader een overeenkomst tot stand is gekomen, die inhield dat de vader borg stond voor de delen van de aanneemsom die eiseres na zijn bemoeienis aan [bedrijfsnaam] B.V. zou betalen om het werk aan de woning te hervatten. Dit oordeel licht de rechtbank hierna toe.
5.5.1.
Het was de vader duidelijk dat eiseres zonder zijn tussenkomst geen geld meer aan (het bedrijf van) zijn zoon zou betalen. Door wat de vader tijdens de twee gesprekken heeft beloofd, was eiseres toch bereid om tot tweemaal toe een extra bedrag te betalen aan (het bedrijf van) zijn zoon, om de afgesproken werkzaamheden in haar woning voort te zetten. Dit was voor de vader duidelijk en hier was zijn gedrag ook op gericht.
5.5.2.
Na de twee gesprekken met eiseres heeft zijn zoon de overeenkomst aangepast, en heeft zijn zoon hem de aangepaste overeenkomst ter ondertekening voorgelegd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de aangepaste overeenkomst weergaf wat de vader en de zoon tijdens de twee gesprekken tegen eiseres hadden gezegd. De vader heeft voldoende levenservaring – onder meer als ondernemer – om te weten dat hij door de overeenkomst te ondertekenen iets aan eiseres beloofde.
5.5.3.
Die belofte ging volgens de tekst van de overeenkomst over “
garant staan” voor “
financieel en de afspraken tussen beide partijen”. Eiseres heeft daaruit mogen opmaken dat de vader zich ook financieel hard maakte voor de nakoming van de afspraken die mede door zijn bemiddeling waren gemaakt. De vader heeft naar het oordeel van de rechtbank ook moeten begrijpen dat eiseres dit zo zou begrijpen.
5.5.4.
De vader meent dat hij niet aan de overeenkomst kan worden gebonden omdat zijn zoon de overeenkomst heeft opgesteld. Ook dit verweer slaagt niet. De vader is betrokken geweest bij de gesprekken die zijn gevoerd voordat de overeenkomst werd opgesteld, heeft eiseres tijdens deze gesprekken gerustgesteld waarna zij extra geld heeft overgemaakt, en hij heeft de overeenkomst ondertekend toen zijn zoon hem dit vroeg.
5.6.
De vader heeft nog aangevoerd dat het ontbreken van de handtekening van eiseres aan de geldigheid van de overeenkomst in de weg staat. Het ontbreken van een handtekening hoeft echter niet aan de geldigheid van een overeenkomst in de weg te staan. [2] Eiseres heeft na de gesprekken met de vader en de zoon uitvoering gegeven aan de overeenkomst door tot twee keer toe geld over te maken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met die betalingen voor de zoon en de vader kenbaar met de overeenkomst heeft ingestemd, zodat daarmee een geldige overeenkomst tussen hen tot stand is gekomen.
Wat voor overeenkomst is er tot stand gekomen? - Een particuliere borgtocht
5.7.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de overeenkomst tussen partijen een garantstelling is (zoals eiseres stelt), of een particuliere overeenkomst van borgtocht (zoals de vader – subsidiair – stelt).
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een particuliere overeenkomst van borgtocht, en wel om de volgende redenen.
5.8.1.
Een garantstelling is als zodanig niet in de wet geregeld; een garantstelling kan een borgtocht zijn.
Borgtocht is een overeenkomst waarbij de ene partij (de borg) zich tegenover de andere partij (de schuldeiser), verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde (de hoofdschuldenaar) tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen. [3]
Dat in een overeenkomst de bewoordingen ‘garant’ en ‘garantstelling’ worden gebruikt, is niet bepalend voor het antwoord op de vraag hoe de overeenkomst moet worden gekwalificeerd. [4] Ook hiervoor geldt de hiervoor genoemde ‘Haviltex-maatstaf’. [5]
5.8.2.
De vader stelt dat het nooit de intentie van partijen geweest dat hij als financiële waarborg zou kunnen worden aangesproken, omdat hij niet over de financiële middelen beschikt die daarvoor nodig zijn.
5.8.3.
De rechtbank gaat niet in die redenering mee. Zelfs als de vader niet over de financiële middelen beschikte om een overeenkomst van borgtocht aan te gaan, dan baat hem dat in deze procedure niet. Het blijkt namelijk nergens uit dat het eiseres duidelijk was of had moeten zijn dat de vader geen geld had toen de afspraken werden gemaakt. De vader heeft daarover ook niets aangevoerd.
5.8.4.
De vader heeft met zijn gedrag en uitlatingen bewerkstelligd dat eiseres (het bedrijf van) zijn zoon extra geld zou gaan betalen, terwijl duidelijk was dat zij dit zonder zijn tussenkomst niet wilde doen. Uit het gedrag van de vader en de tekst van de overeenkomst heeft eiseres mogen opmaken dat de vader zich ook financieel hard maakte voor de nakoming van de afspraken die mede met hem en door zijn toedoen waren gemaakt.
Deze afspraak voldoet aan de definitie van een borgtocht.
5.8.5.
De vader heeft gesteld dat hij als particulier handelde, en niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Eiseres heeft geen feiten aangevoerd waaruit het tegendeel zou kunnen volgen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de afspraken een particuliere borgtocht inhouden.
Is de overeenkomst van particuliere borgtocht geldig? - Ja
5.9.
De vader voert nog aan dat niet aan de in artikel 7:851 lid 2 BW neergelegde eisen voor een borgtocht is voldaan, waardoor de borgtocht nietig zou zijn.
Zo blijkt volgens de vader niet voor wiens verplichtingen hij zich borg heeft gesteld. Daarnaast meent de vader dat hij alleen kan worden aangesproken tot nakoming van de uitvoering van de werkzaamheden door [bedrijfsnaam] B.V. en niet voor financiële verplichtingen als het terugbetalen van de aanneemsom of het betalen van schadevergoeding. Ook staat de hoogte van de schadevergoeding volgens de vader niet vast terwijl er bij een particuliere borg een maximumbedrag moet worden afgesproken. Tot slot heeft de vader in de verzetdagvaarding gesteld dat de borgtocht tegenover de borg slechts door een door hem ondertekend geschrift wordt bewezen.
5.10.
Deze verweren slagen niet, om de volgende redenen.
5.10.1.
Zoals hierboven is toegelicht, heeft eiseres mogen begrijpen dat de vader borg zou staan voor de aanvullende bedragen die zij na zijn bemiddeling aan (het bedrijf van) zijn zoon zou betalen. Het maximale bedrag dat met die afspraken gemoeid zou zijn, was het in artikel 6 vermelde, nog niet betaalde deel van de aanneemsom dat eiseres volgens de aangepaste planning zou gaan betalen (“
Het overige bedrag van € 32.882,-”). Naar het oordeel van de rechtbank was daarmee voldoende bepaalbaar voor welke (toekomstige) verplichtingen van eiseres de vader maximaal zou instaan, zodat is voldaan aan de eisen van artikel 7:851 lid 2 BW.
5.10.2.
De vader heeft in de verzetdagvaarding aangevoerd dat hij de overeenkomst niet heeft ondertekend en dat er daarom geen geldige overeenkomst tot stand is gekomen. Eiseres heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling de versie van de overeenkomst die de zoon haar heeft gemaild in het geding gebracht; daarop staan de handtekeningen van de vader en de zoon (aanvullende producties 6aI en 6aII). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader bevestigd dat hij de overeenkomst heeft ondertekend nadat zijn zoon hem die had voorgelegd. Dit door hem en zijn zoon ondertekende schriftelijke stuk bewijst de overeenkomst van borgtocht.
Komt de opbrengst van de crowdfunding in mindering op de schade? - Nee
5.11.
De vader betoogt in de verzetdagvaarding dat eiseres geen schade heeft geleden omdat zij als gevolg van de
crowfundingmeer dan € 100.000,- zou hebben opgehaald. De advocaat van eiseres heeft hier tijdens de mondelinge behandeling tegenin gebracht dat uitkeringen uit vrijgevigheid in beginsel niet in aanmerking komen voor verrekening. Bovendien is het netto ontvangen bedrag lager en hebben mensen geld gegeven omdat ze meeleefden met de ellende waarin eiseres zich bevond. Die ellende is ook materieel veel groter dan de ingediende vordering, want (het bedrijf van) de zoon heeft veel schade aan de woning toegebracht.
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat de uit vrijgevigheid en medeleven aan eiseres geschonken bedragen niet in aanmerking komen voor voordeelverrekening ten gunste van de vader. [6] Deze giften om de misère van eiseres te verminderen, staan te ver verwijderd van de belofte van de vader om in te staan voor de extra betalingen die eiseres aan (het bedrijf van) zijn zoon zou doen.
Deskundigenkosten
5.13.
Eiseres heeft een deskundige van Hanselman Groep B.V. ingeschakeld om de omvang van haar schade te begroten. Daarnaast heeft zij een constructief onderzoek laten verrichten. Zij vordert op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW vergoeding van deze deskundigenkosten, die € 2.250,60 bedragen.
5.14.
Deze kosten voor vaststelling van schade en aansprakelijkheid komen in deze zaak tegen de vader niet voor vergoeding in aanmerking, omdat zij niet nodig waren om de omvang van de aansprakelijkheid van de vader te bepalen. Voor de vaststelling van die aansprakelijkheid waren de kwaliteit en de stand van het werk namelijk niet relevant; het enkele feit dat eiseres na de afspraken extra betalingen heeft gedaan en dat de werkzaamheden desondanks niet zijn hervat, was daarvoor voldoende. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.15.
Eiseres maakt daarnaast aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag is € 1.539,32. Het Besluit voor vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Eiseres heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De vordering is, voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten waarvoor de vader aansprakelijk kan worden gehouden, echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 910,-, gelet op het toe te wijzen bedrag van € 13.500,-. De rechtbank wijst daarom het mindere bedrag van € 910,- toe. [7]
5.16.
Eiseres vordert btw over de buitengerechtelijke incassokosten. Zij kan de btw in beginsel vorderen, aangezien zij geen ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Ook dit onderdeel van de vordering zal dus worden toegewezen.
Wettelijke rente
5.17.
Eiseres vordert wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 28 maart 2023. Zij heeft op 20 maart 2023 een brief gestuurd aan de vader waaraan zij hem een termijn stelt om de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst na te komen. Deze termijn liep af op 27 maart 2023, waardoor de vader vanaf 28 maart 2023 in verzuim was. De wettelijke rente zal dus vanaf deze datum worden toegewezen.
5.18.
Daarnaast vordert eiseres wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. De vader heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
Proceskosten
5.19.
De vader is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kosten aan de zijde van eiseres wordt als volgt begroot, waarbij de rechtbank voor wat betreft salaris advocaat aansluit bij het liquidatietarief dat past bij de toegewezen vordering:
  • Dagvaarding € 412,86
  • Griffierecht € 2.626,00
  • Salaris advocaat € 1.218,00 (2 punten x tarief II à € 614)
  • Nakosten
Totaal: € 4.434,86
5.20.
De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
vernietigt het op 10 juli 2024 verstekvonnis met zaaknummer C/09/667616 / HA ZA 24-488 voor zover gewezen tussen eiseres en de vader;
6.2.
veroordeelt de vader tot betaling aan eiseres van € 13.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt de vader tot betaling aan eiseres van € 910,- inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2024 tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt de vader tot betaling van de proceskosten van eiseres van € 4.434,86 te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als de vader niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de vader € 92,- extra aan nakosten betalen, plus de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag waarop de proceskosten volledig zijn betaald;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024. [8]

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.
2.Dat de aanvaarding van een aanbod in beginsel vormvrij is volgt uit artikel 3:37 BW. Zie ook Hoge Raad 21 december 2001, NJ 2002/60 (
3.Artikel 7:850 lid 1 BW.
4.Zie bijvoorbeeld Rechtbank Rotterdam 19 januari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:511, r.o. 4.6.
5.Hoge Raad 25 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2716; Hof Den Haag 17 september 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1725, r.o. 6.5.
6.Hoge Raad 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1464.
7.€ 875,- + 1% x (€ 13.500,- – € 10.000,-) = € 910,-.
8.type: 3516