In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.A. Krikke, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M.J. Metselaar, had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2024 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat er al een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL24.35221) die verband hield met het beroep van verzoeker. Gezien deze uitspraak was de voorzieningenrechter van mening dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was en heeft het verzoek afgewezen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 oktober 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.