Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[Naam], verzoeker,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.G. Grigorjan, had beroep ingesteld tegen een brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd medegedeeld dat zijn asielaanvraag niet zou worden opgenomen in de nationale procedure. Dit gebeurde omdat de uiterste overdrachtsdatum nog niet was verstreken. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Tevens werd opgemerkt dat volgens artikel 8:81 van de Awb een voorlopige voorziening alleen kan worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is, het zogenaamde connexiteitsvereiste.
In deze zaak was het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend samen met een beroep met zaaknummer NL23.34143. Echter, op 22 november 2023 had verzoeker dit beroep ingetrokken. Hierdoor voldeed verzoeker niet langer aan het connexiteitsvereiste, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was. De voorzieningenrechter besloot dan ook om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.