ECLI:NL:RBDHA:2024:2066
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.I. Terborg - Wijnaldum
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Frankrijk onder de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de beroepen en verzoeken om voorlopige voorzieningen op 16 januari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde zich afmeldden. De staatssecretaris had de aanvragen niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvragen niet in behandeling hoeven te worden genomen, omdat de overdracht aan Frankrijk in overeenstemming is met de geldende regelgeving. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regels heeft voor de behandeling van asielaanvragen, en dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij er overtuigende redenen zijn om dit te betwijfelen.
Eisers hebben aangevoerd dat Frankrijk niet voldoet aan de internationale wet- en regelgeving en dat zij bij terugkeer in Frankrijk in een kwetsbare positie verkeren. De rechtbank oordeelt echter dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat Frankrijk hen geen adequate opvang of zorg zal bieden. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die de positie van Frankrijk bevestigen en concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om aanvullende garanties van Frankrijk te vragen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af, waardoor de bestreden besluiten in stand blijven. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening en de waarborgen die asielzoekers hebben in Frankrijk.