ECLI:NL:RBDHA:2024:2066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38767 en NL23.38769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.I. Terborg - Wijnaldum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Frankrijk onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de beroepen en verzoeken om voorlopige voorzieningen op 16 januari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde zich afmeldden. De staatssecretaris had de aanvragen niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvragen niet in behandeling hoeven te worden genomen, omdat de overdracht aan Frankrijk in overeenstemming is met de geldende regelgeving. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regels heeft voor de behandeling van asielaanvragen, en dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij er overtuigende redenen zijn om dit te betwijfelen.

Eisers hebben aangevoerd dat Frankrijk niet voldoet aan de internationale wet- en regelgeving en dat zij bij terugkeer in Frankrijk in een kwetsbare positie verkeren. De rechtbank oordeelt echter dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat Frankrijk hen geen adequate opvang of zorg zal bieden. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die de positie van Frankrijk bevestigen en concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om aanvullende garanties van Frankrijk te vragen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af, waardoor de bestreden besluiten in stand blijven. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening en de waarborgen die asielzoekers hebben in Frankrijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.38767 en NL23.38769 (beroepen)
NL23.38768 en NL23.38770 (voorlopige voorzieningen)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser

v-nummer: [v-nummer 1] ,

[eiseres] , eiseres

v-nummer: [v-nummer 2] ,
en hun minderjarige kinderen,
[kind 1] en [kind 2]
v-nummers: [v-nummer 3] en [v-nummer 4]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen. Verweerder heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 4 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De voorzieningenrechter oordeelt over de verzoeken van eisers om verweerder, door middel van een voorlopige voorziening, te verbieden om eisers aan Frankrijk over te dragen voordat de rechtbank op hun beroepen heeft beslist.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om een voorlopige voorziening op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvragen van eisers terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en de bestreden besluiten in stand blijven. Verweerder hoeft de asielaanvragen niet in behandeling te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
4.1
In dit geval hebben eisers eerder, op 21 november 2022, om asiel verzocht in Nederland. Nederland op 17 januari 2023 bij Frankrijk een verzoek gedaan om eisers terug te nemen. Frankrijk heeft deze verzoeken op 31 januari 2023 aanvaard. Verweerder heeft de aanvragen van eisers met besluiten van 23 april 2023 niet in behandeling genomen. Uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem [2] , en de Afdeling [3] hebben dit besluit bevestigd. Daarmee staat het in rechte vast.
4.2
Eisers zijn op 4 september 2023 overgedragen aan Frankrijk.
4.3
Twee dagen later, op 6 september 2023, hebben eisers opnieuw asiel aangevraagd in Nederland. Nederland heeft Frankrijk opnieuw verzocht eisers terug te nemen. Frankrijk heeft deze verzoeken op 2 november 2023 aanvaard. Verweerder heeft de asielaanvragen met de bestreden besluiten van 4 december 2023 opnieuw niet in behandeling genomen.
Heeft verweerder ten onrechte overwogen dat jegens Frankrijk kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eisers betogen dat verweerder er niet van kan uitgaan dat Frankrijk zich houdt aan de internationale wet- en regelgeving (het interstatelijk vertrouwensbeginsel). Net als in de vorige procedure voeren zij aan dat in Frankrijk sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de zorg- en opvangvoorzieningen. Zoals verwacht werden zij op 4 september 2023 bij aankomst in Frankrijk aan hun lot overgelaten en verbleven zij met hun jonge, zeer kwetsbare, kinderen op straat. Overdracht aan Frankrijk zal leiden tot materiële deprivatie en schending van artikel 4 van het Handvest [4] en schending van artikel 3 van het EVRM [5] . Eiser verwijst naar pagina 104 van het AIDA rapport Update 2022 [6] (het AIDA-rapport) waaruit blijkt dat Frankrijk al jaren kampt met een schrijnend tekort aan opvangcapaciteit. In Frankrijk zijn onvoldoende opvangplekken beschikbaar. Niet iedere Dublin-claimant in Frankrijk zal toegang krijgen tot de opvang, waardoor een reëel risico bestaat voor eisers en hun zeer jonge kinderen om op straat te belanden.
5.1
Bij de beoordeling van de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een door een vreemdeling in een van de lidstaten ingediend asielverzoek, mag verweerder uitgaan van het vermoeden dat de behandeling van de vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest,
het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dit vermoeden is weerlegbaar [7] .
5.2
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt en is van oordeel dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat ten aanzien van Frankrijk niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank wijst hierbij op de uitspraak van de rechtbank van 7 juli 2023 en de Afdeling van 27 juli 2023 in de vorige procedure van eisers, waarin datzelfde is geoordeeld. Eisers hebben geen nieuwe of andere informatie overgelegd dan in hun vorige procedure en niet onderbouwd dat de situatie sindsdien is gewijzigd. Ook hebben zij wel gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkomst in Frankrijk hebben geprobeerd opvang te krijgen en dat dit niet is gelukt. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat in dat geval niet valt in te zien waarom hij aanvullende garanties aan Frankrijk had moeten vragen. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat aan hen geen opvang of medische zorg zal worden geboden. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat asielzoekers kunnen klagen bij (hogere) autoriteiten in Frankrijk als zij geen opvang krijgen.
Risico op refoulement?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat de Franse autoriteiten middels het claimakkoord heeft gegarandeerd dat zij het asielverzoek in behandeling zullen nemen. Indien zij dit niet zouden doen, kunnen eisers hierover klachten indienen bij de Franse autoriteiten. Eisers hebben niet onderbouwd dat die mogelijkheid voor hen niet ontstaat. Frankrijk is gehouden om de nieuwe asielverzoeken te toetsen aan de hand van de geldende wet- en regelgeving. Frankrijk is net als Nederland lid van onder meer het EVRM en het Vluchtelingenverdrag en dient deze verdragen en verschillende richtlijnen te respecteren bij de beoordeling en behandeling van de asielverzoeken. Daarom is er geen reden om aan te nemen dat Frankrijk eisers zal terugsturen naar hun land van herkomst zonder dat er een zorgvuldige toetsing aan deze verdragen en richtlijnen heeft plaatsgevonden.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvragen van eisers niet in behandeling hoeft te nemen.
8. Omdat op de beroepen is beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
9. Gelet op de uitkomst van de beroepen bestaat in geen van de zaken aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg - Wijnaldum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak van de rechtbank kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 7 juli 2023 met kenmerk NL23.12796 (niet gepubliceerd).
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juli 2023, met kenmerk V 202304369/1/v3.
4.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.AIDA Country Report: France 2021 Update April 2022.
7.Hof van Justitie 21 december 2011, N.S. e.a., ECLI:EU:C:2011:865 (arrest N.S.), punten 80 en 104.