In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. Eiseres had op 2 oktober 2023 een aanvraag ingediend om verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, wat door beide partijen werd goedgekeurd. Eiseres verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen.
De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld aan een besluit. De minister had 90 dagen de tijd om te beslissen, maar deze termijn was verstreken. Eiseres had de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en er waren meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt de minister een termijn op tot 30 juni 2025 om alsnog een beslissing te nemen. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. Tot slot worden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50, die de minister moet vergoeden.