ECLI:NL:RBDHA:2024:20676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
NL24.26288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om geen uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres had eerder uitstel van vertrek gekregen, maar dit werd in mei 2024 door de minister ingetrokken op basis van een medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank heropende het onderzoek om de minister in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie van het BMA in te dienen, wat ook gebeurde. Eiseres gaf aan geen behoefte te hebben om op deze informatie te reageren.

De rechtbank oordeelt dat de minister niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht, wat betekent dat het beroep gegrond wordt verklaard. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de noodzaak van 24-uurs mantelzorg voor eiseres, die afhankelijk is van haar echtgenoot. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt hem op om binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres worden vergoed tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van de minister, vooral als het gaat om de gezondheidstoestand van vreemdelingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26288

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. K.J. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). In het besluit van 19 mei 2024 heeft de minister zijn ambtshalve besluit van
16 mei 2023 hierover gehandhaafd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend om de minister in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie van het Bureau Medische Advisering in te dienen. De minister heeft dit gedaan. Eiseres heeft aangegeven geen behoefte te hebben op deze aanvullende informatie te reageren.
1.3.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten nader toe te lichten op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 9 september 2022 heeft de minister de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Aan eiseres is toen uitstel van vertrek verleend in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000. De periode van uitstel van vertrek is later verlengd.
3. Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft op 9 februari 2023 een medisch advies aan de minister uitgebracht. De minister heeft op 16 mei 2023, op basis van dit medisch advies, besloten dat eiseres geen uitstel van vertrek krijgt op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Ook heeft zij de voorzieningenrechter van de rechtbank gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
5. Op 1 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening in afwachting van het besluit op bezwaar toegewezen, het besluit van 16 mei 2023 geschorst en bepaald dat eiseres de behandeling van het bezwaarschrift in Nederland mag afwachten. [2]
6. Op verzoek van de minister heeft het BMA op 19 maart 2024 een aanvullend BMA-advies uitgebracht. Hieruit blijkt, voor zover van belang, het volgende.
6.1.
Bij uitblijven van de behandeling van eiseres wordt een medische noodsituatie verwacht binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden. Uit de medische informatie blijkt nu ook dat eiseres voor het welslagen van haar medische behandeling afhankelijk is van mantelzorg. De behandelmogelijkheden in Nigeria zijn voldoende om een medische noodsituatie binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden te voorkomen. Behandeling door een huisarts en door een psycholoog is aanwezig onder andere in National
Hospital Abuja, Central Business District (Phase II), Abuja. EMDR-behandeling en
‘narrative exposure therapy’ (NET) zijn niet aanwezig, maar wel traumabehandeling in de vorm van cognitieve gedragstherapie. Ook begeleiding, in de vorm van een ‘social worker’, is aanwezig. Zo nodig is ook behandeling door een psychiater (poliklinisch en/of
klinisch en/of crisisinterventie) onder andere in deze instelling aanwezig. Een onderzoek naar de aanwezigheid van mantelzorg in het land van herkomst en een onderzoek naar mantelzorg in de vorm van (24-uurs) opvang en begeleiding door bijvoorbeeld een vrijwilligersorganisatie vallen buiten de competentie van het BMA. Wel is onderzoek gedaan naar zorg, zoals aangegeven bij mantelzorg, in de vorm van aanwezigheid van professionele zorg aan huis of andere vormen van professionele zorg in het land van
herkomst. Deze professionele zorg is aanwezig in onder andere Prompt Home Health Care Limited, Garki, Abuja. Het gaat dan om thuiszorg of woonbegeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige.
6.2.
Eiseres kan niet reizen, tenzij zij fysiek kan worden overgedragen aan een psychiater of een psycholoog die een inschatting kan maken van het actuele risico op suïcidaliteit en de behandeling van eiseres kan voortzetten. Gelet op haar afhankelijkheid van mantelzorg is eiseres niet in staat dit zelfstandig te organiseren. Een voorbeeld van een naam van een instelling waar deze behandeling mogelijk is betreft de instelling National Hospital Abuja, Central Business District (Phase II), Abuja.
Het bestreden besluit
7. Op 19 mei 2024 heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard en de weigering eiseres uitstel van vertrek te verlenen gehandhaafd. De minister heeft zich gebaseerd op het medisch advies van het BMA van 19 maart 2024. De minister heeft zich, voor zover van belang, op het volgende standpunt gesteld. Eiseres is er niet in geslaagd om aan te tonen dat het BMA-advies niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Ook is eiseres er niet in geslaagd om aan te tonen dat de benodigde zorg niet toegankelijk is in Nigeria. Verder heeft eiseres niet met medische stukken onderbouwd dat zij uitsluitend specifiek afhankelijk is van de mantelzorg van haar man.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of de minister eiseres terecht en op goede gronden geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
9. De rechtbank komt tot het oordeel dat de minister niet heeft voldaan aan de vergewisplicht. Dit betekent dat het beroep gegrond wordt verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
10. Op grond van artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen. Volgens het beleid, dat is neergelegd in paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000, wordt uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 verleend als de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) om medische redenen. Er is uitsluitend sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM als uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie en als de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf niet beschikbaar is of als in geval de noodzakelijke medische behandeling wel beschikbaar is, gebleken is dat deze aantoonbaar niet toegankelijk is. Onder een medische noodsituatie wordt verstaan die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een aandoening, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
10.1.
Omdat de beoordeling of iemand medisch niet in staat is om te reizen of sprake is van een medische noodsituatie op korte termijn, medische kennis vereist, vraagt de minister bij een aanvraag om toepassing van artikel 64 Vw 2000 advies aan (de artsen van) het BMA. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat de minister, als hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich ervan moet vergewissen dat dit voor wat betreft de wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Dit volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Als aan deze eisen is voldaan, mag de minister bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid daarvan.
Heeft de minister de informatie over mantelzorg voldoende meegewogen bij zijn besluit?
11. Eiseres stelt dat de minister bij zijn besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat zij afhankelijk is van mantelzorg door haar echtgenoot en dat hij 24 uur per dag haar mantelzorger is. De mantelzorg die in Nigeria kan worden geboden is onvergelijkbaar met de zorg van haar echtgenoot. Hij is voortdurend bij haar in de buurt en houdt haar in de gaten, zoals vereist is volgens haar psycholoog. Zij wijst op medische informatie van haar psycholoog van 27 februari 2024 en 2 mei 2024. Ook wijst zij op informatie van haar huisarts.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres concrete aanknopingspunten aangevoerd die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het medisch advies van het BMA. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
12.1.
In haar brief van 2 mei 2024 in reactie op het BMA-advies van 19 maart 2024 heeft de psycholoog van eiseres aangegeven dat eiseres ook in de nacht vreselijke nachtmerries heeft en de neiging heeft tot zelfbeschadiging of erger. Haar psycholoog vraagt zich in deze brief af hoe een mantelzorger anders dan de man van eiseres dit kan opvangen. De rechtbank stelt vast dat de minister deze brief van de psycholoog van eiseres niet heeft voorgelegd aan het BMA voor een nader medisch advies van het BMA. Hierdoor kan niet worden geconcludeerd dat alle medische informatie voldoende is meegewogen door het BMA, met name de informatie over de zorg die eiseres ook in de nacht nodig lijkt te hebben om zelfbeschadiging of suïcide te voorkomen. De rechtbank stelt verder vast dat uit het BMA-advies niet anderszins voldoende kenbaar blijkt dat de behoefte aan 24 uurs-(mantel)zorg is betrokken. De minister mocht zich naar het oordeel van de rechtbank bij zijn besluit daarom niet op het BMA-advies baseren.
12.2.
De aanvullende informatie van het BMA in het medisch advies van 2 oktober 2024 naar aanleiding van de behandeling ter zitting van de rechtbank (over de betekenis van een psychiatrische instelling en de mogelijkheid van (poli)klinische behandeling) leidt niet tot een ander oordeel. Ook uit deze informatie blijkt immers niet dat het BMA zich heeft gebogen over de vraag naar de noodzakelijkheid en de beschikbaarheid van 24 uurs-(mantel)zorg. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat de minister niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht en er dus sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek. De minister zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt daarvoor een termijn van 8 weken.
14. Omdat het beroep gegrond is ziet de rechtbank aanleiding de minister te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 mei 2024;
- draagt de minister op om binnen 8 weken een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.NL23.16409