ECLI:NL:RBDHA:2024:2068
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse nationaliteit op grond van ongeloofwaardigheid van verklaringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 februari 2024, wordt het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 2 november 2023 afgewezen als ongegrond, op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 8 februari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren, evenals een tolk.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft verklaard Iran in 2018 te hebben ontvlucht vanwege bedreigingen door twee invloedrijke mannen uit de Iraanse overheid, met wie hij samenwerkte. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de samenwerking met de genoemde mannen en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn samenwerking en de risico's die hij daarbij liep. De rechtbank stelt vast dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestaat en dat de asielaanvraag om deze redenen is afgewezen.
De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij documenten kan overleggen die zijn verklaringen ondersteunen. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht is afgewezen en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.