ECLI:NL:RBDHA:2024:20724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL23.37479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 28 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 27 juli 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 15 maart 2024 de Nederlandse ambassade in Algiers heeft gemachtigd om aan verzoekster een mvv te verlenen. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de minister geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.

De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de minister verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 9 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37479

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 28 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 27 juli 2022.
Bij besluit van 15 maart 2024 heeft verweerder de Nederlandse ambassade in Algiers gemachtigd om aan verzoekster een mvv te verlenen.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [1] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
4. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.
Verzoekster heeft her beroep ingetrokken

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 9 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit proceskosten bestuursrecht.