ECLI:NL:RBDHA:2024:20724
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster op 28 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 27 juli 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 15 maart 2024 de Nederlandse ambassade in Algiers heeft gemachtigd om aan verzoekster een mvv te verlenen. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de minister geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de minister verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 9 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.