ECLI:NL:RBDHA:2024:20738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL24.32501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 17 augustus 2024 beroep ingesteld tegen een besluit van 8 augustus 2024, waarbij haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verklaring van inschrijving voor burgers van de Unie kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald. De griffier had eiseres in een aangetekende brief van 19 september 2024 herinnerd aan de betaling van het griffierecht en haar gewezen op de consequenties van het niet tijdig betalen. Eiseres heeft echter geen actie ondernomen, en de rechtbank ontving op 22 oktober 2024 de herinneringsnota retour, omdat deze niet was afgehaald. De rechtbank oordeelde dat het niet afhalen van de aangetekende brief voor rekening en risico van eiseres komt.

Aangezien het griffierecht niet is betaald en er geen omstandigheden zijn gebleken die erop wijzen dat eiseres niet in verzuim is geweest, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32501

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verklaring van inschrijving voor burgers van de Unie kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft hiertegen op 17 augustus 2024 beroep ingesteld.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Overwegingen

1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven. [2]
2. De griffier stelt een termijn voor betaling van het griffierecht. Als binnen deze termijn geen betaling heeft plaatsgevonden, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [3]
3. Bij aangetekende brief van 19 september 2024 – verstuurd naar het door de gemachtigde van eiseres opgegeven adres – is eiseres er door het LDCR [4] aan herinnerd dat zij nog niet heeft voldaan aan het verzoek het griffierecht te betalen. Verder is meegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken dient te zijn overgemaakt. Eiseres is er in die brief tevens op gewezen dat zij bij niet (tijdige) betaling het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Op 22 oktober 2024 heeft het LDCR de verzonden herinneringsnota retour ontvangen. Uit de informatie van PostNL blijkt dat de brief niet is afgehaald bij het PostNL-punt. De rechtbank mag er in beginsel van uitgaan dat de gemachtigde van eiseres een afhaalbericht van deze aangetekende brief heeft ontvangen. Het niet afhalen van een aan haar geadresseerd aangetekend poststuk is een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres komt.
5. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Verder is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 9 december 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb.
3.Op grond van artikel 8:41, vierde, vijfde en zesde lid, van de Awb.
4.Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.