ECLI:NL:RBDHA:2024:20753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
23/7463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering en toepassing van de Maatregel vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling 60+

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 13 maart 2023. Na bezwaar van eiser heeft het Uwv op 10 oktober 2023 het eerdere besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling op een zitting.

De rechtbank beoordeelt de weigering van het Uwv om eiser met ingang van 26 september 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser, die op die datum 62 jaar oud was, stelt dat hij recht heeft op een WIA-uitkering omdat het Uwv de Maatregel vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling 60+ niet heeft toegepast. De rechtbank concludeert dat eiser niet onder de reikwijdte van deze maatregel valt, omdat hij de wachttijd op 26 september 2022 heeft volbracht en de maatregel pas van toepassing is voor cliënten die de wachttijd bereiken op of na 1 oktober 2022.

Eiser voert aan dat het medisch onderzoek niet had mogen plaatsvinden en dat er sprake is van willekeur. De rechtbank oordeelt echter dat de toetsing beperkt is tot de vraag of het Uwv de Maatregel consistent heeft toegepast. De rechtbank vindt geen bewijs voor inconsistente toepassing van de Maatregel. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, bevestigt de afwijzing van de WIA-uitkering en kent geen griffierecht of proceskostenvergoeding toe aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7463

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.T. Meijhuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van eisers aanvraag om een WIA-uitkering.
1.1.
Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 13 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van het Uwv om eiser met ingang van 26 september 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert in het beroepschrift van 8 november 2023 aan dat hij op 26 september 2022 de zogenoemde wachttijd van 104 weken heeft volbracht. Op die datum was eiser 62 jaar oud. Eiser is van mening dat aan hem een WIA-uitkering toekomt omdat het Uwv heeft verzuimd de Maatregel vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling 60+ (de Maatregel) toe te passen. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat het Uwv aan de genomen beslissing mede ten grondslag heeft gelegd het medisch onderzoeksrapport gedateerd 22 februari 2023.
5. Deze beroepsgronden slagen niet.
6.1
Met de Maatregel handelt het Uwv de WIA-aanvragen van cliënten die de einde wachttijd bereiken op of na 1 oktober 2022 én op die datum 60 jaar of ouder zijn, vereenvoudigd af. Het betreft een buitenwettelijke maatregel, een uitzondering op de hoofdregel uit het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, waarbij een restrictieve uitleg door de rechtbank past.
6.2
Eiser was op 1 oktober 2022 weliswaar 62 jaar, maar heeft de einde wachttijd bereikt op 26 september 2022, zodat hij daarom niet onder de reikwijdte van de Maatregel valt. Dat het medisch onderzoek na einde wachttijd en na 1 oktober 2022 heeft plaatsgevonden, is in het kader van de Maatregel niet relevant.
6.3
Eiser is verder van mening dat het medisch onderzoek niet had mogen plaatsvinden en nu dat wel gebeurt er sprake is van willekeur. Eiser vindt dat het niet zo kan zijn dat de uitkeringsrechten in het kader van de WIA voor een zestigplusser op verschillende wijze worden beoordeeld, een keuring of gebaseerd op een volledig medisch en arbeidskundig onderzoek of een keuring alleen gebaseerd op een arbeidskundige toetsing op grond van voorhanden stukken uit de twee jaar voorafgaand aan de einde wachttijd.
6.4
Ook deze grond van eiser houdt geen stand. Voor zover eiser meer in het algemeen stelt dat er in zijn geval sprake is van willekeur doordat hij wel een volledige herbeoordeling heeft gekregen, heeft te gelden dat de rechterlijke toets in dezen beperkt is tot de vraag of het Uwv de Maatregel, zijnde buitenwettelijk begunstigend beleid, consistent heeft toegepast. In het kader van deze toetsing is derhalve niet aan de orde of de in dit beleid getrokken kaders anders, ruimer, hadden moeten worden bepaald. Van een inconsistente toepassing van de Maatregel is de rechtbank niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. De afwijzing van de WIA-uitkering is terecht. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.