ECLI:NL:RBDHA:2024:20756
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning EU langdurig ingezetene en bezwaar niet ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Sierra Leoonse, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, maar deze werd door de minister ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 26 september 2019. De minister verklaarde het bezwaar van eiseres tegen deze intrekking kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2024 behandeld. Eiseres betoogde dat het primaire besluit niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, omdat de minister niet had aangetoond dat het besluit naar het juiste adres was verzonden. Eiseres verbleef ten tijde van het besluit in het buitenland en heeft pas op 18 april 2023 kennisgenomen van het besluit. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat het besluit op 22 februari 2023 was verzonden naar het laatst bekende adres van eiseres.
Desondanks oordeelde de rechtbank dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het bezwaar verschoonbaar was, omdat eiseres pas na afloop van de bezwaartermijn bekend was met het besluit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht worden vergoed.