Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1970, eiser 2 op [geboortedatum 2] 2003 en eiser 3 op [geboortedatum 3] 2009. Eisers hebben de Surinaamse nationaliteit. Zij hebben een aanvraag gedaan voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eisers op het moment van de aanvraag niet minimaal vijf jaar zonder onderbreking in Nederland hebben gewoond op basis van een geldige verblijfsvergunning regulier voor een niet-tijdelijk verblijfsdoel.
3. Eisers komen ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, omdat eisers niet minstens vijf jaar aaneengesloten een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben gehad en op het moment van de aanvraag geen verblijfsvergunning hebben van niet-tijdelijke aard.
4. Ten slotte komen eisers niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, omdat eisers niet in het bezit zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Niet is gebleken dat eisers van dit vereiste zijn vrijgesteld.
Wat vinden eisers in beroep?
5. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit van verweerder. Ter zitting hebben zij de beroepsgronden verduidelijkt met het volgende. Het is (niet langer) in geschil dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking komen voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’ en voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Wel in geschil is of verweerder heeft kunnen concluderen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden, nu er in dit geval sprake is van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRMtussen eisers en mevrouw [naam] . Daarnaast is eiser 3 vrijgesteld van het mvv-vereiste, omdat hij als minderjarig kind langer dan drie jaar in Nederland woont en schoolgaand is. Verder hanteert verweerder een te beperkte uitleg van de bijzondere omstandigheden die kunnen gelden voor de opheffing van het inreisverbod. Ook door het inreisverbod niet op te heffen, handelt verweerder in strijd met artikel 8 van het EVRM. Ten slotte heeft verweerder aan eisers onjuiste informatie verstrekt en dient hij de schade die eisers hierdoor hebben geleden te vergoeden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Aanvraag EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen
7. Nu eisers op de zitting hebben verklaard dat niet langer in geschil dat zij niet voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking komen voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’ en voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, zal de rechtbank niet verder ingaan op de daarop ziende aanvankelijke beroepsgronden.
8. Eisers hebben wel aangevoerd dat verweerder ten onrechte geconcludeerd heeft dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die in een belangenafweging in het voordeel van eisers had moeten worden meegewogen.De rechtbank overweegt evenwel dat verweerder niet gehouden is om bij een aanvraag als de onderhavige een belangenafweging te maken. Uit de Memorie van Toelichtingblijkt dat er geen uitzondering op de voorwaarde van vijf jaar legaal verblijf kan worden gemaakt, omdat dit het belangrijkste criterium voor verwerving van de EU-status van langdurig ingezetene is.
9. Ten aanzien van de beoordeling van het eventuele gezinsleven tussen eisers en mevrouw [naam] in het licht van artikel 8 van het EVRM overweegt de rechtbank dat eisers op 26 januari 2024 een aanvraag voor verblijf bij mevrouw [naam] hebben ingediend. De familiebanden tussen eisers en mevrouw [naam] zullen in die procedure worden onderzocht en beoordeeld. De rechtbank gaat daarom in deze procedure over de aanvraag voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’ en voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd voorbij aan de gronden die op dit familieleven betrekking hebben.
Vrijstelling van het mvv-vereiste
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser 3 niet vrijgesteld hoeft te worden van het mvv-vereiste op grond van artikel 3:71, tweede lid, onder k, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Hoewel eiser 3 als minderjarig kind langer dan drie jaar in Nederland woont en schoolgaand is, heeft hij niet onderbouwd en valt ook niet in te zien dat zijn aanvraag ziet op verblijf bij een Nederlander of een hoofdpersoon met rechtmatig verblijf. Ten aanzien van zijn eerdere aanvraag voor verblijf bij eiser, stelt de rechtbank vast dat niet gebleken is dat eiser rechtmatig verblijf heeft in Nederland. De vraag in hoeverre eiser 3 in zijn latere aanvraag om verblijf bij mevrouw [naam] vrijgesteld kan worden van het mvv-vereiste dient in die procedure te worden beoordeeld.
11. In deze zaak ligt geen aanvraag tot opheffing van het inreisverbod niet ter toetsing voor. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de gronden die hierop zien.
12. Voor zover eisers in deze procedure hebben verzocht om een schadevergoeding, komt dat verzoek niet voor toewijzing in aanmerking. Op geen enkele wijze is onderbouwd dat eisers als gevolg van een onrechtmatig besluit, dan wel enige andere in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb genoemde schadeveroorzakende omstandigheid schade heeft geleden. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af.