ECLI:NL:RBDHA:2024:20811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.16469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser op basis van ongeloofwaardige seksuele gerichtheid en afvalligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren op [geboortedatum], heeft op 13 februari 2022 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 21 maart 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 behandeld, maar het onderzoek werd geschorst vanwege de afwezigheid van een tolk. Na voortzetting van het onderzoek op 21 oktober 2024, heeft de rechtbank de zaak gesloten na het horen van de gemachtigden van eiser en de minister.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser, die stelt dat hij vanwege zijn homoseksualiteit in Gambia gevaar loopt. De minister heeft echter de seksuele gerichtheid van eiser als ongeloofwaardig beoordeeld, omdat eiser summier heeft verklaard over zijn gevoelens en relaties. De rechtbank volgt de minister in zijn oordeel dat de verklaringen van eiser inconsistent zijn en niet voldoende bewijs leveren voor zijn seksuele geaardheid. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiser de bescherming van de autoriteiten kan inroepen indien hij problemen ondervindt vanwege zijn afvalligheid van de Islam, aangezien religieuze vrijheid in Gambia is gewaarborgd.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en openbaar gemaakt op 12 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16469

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer] , eiser,

(gemachtigde: mr. J. Sinnema),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister,
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 13 februari 2022 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 maart 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Op 13 juni 2024 heeft de minister een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister (mr. K. Jansen). De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst vanwege de afwezigheid van een tolk.
1.3.
Op 21 oktober 2024 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting voortgezet. Aan deze zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Een tolk is wederom niet verschenen. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek ter zitting nogmaals te schorsen. Na de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank echter wel aanleiding gezien tot schorsing van het onderzoek om eisers gemachtigde vanwege de afwezigheid van een tolk in de gelegenheid te stellen om de zittingsaantekeningen met eiser te bespreken. Bij bericht van 5 november 2024 heeft eisers gemachtigde aangegeven dat zij haar standpunten, zoals naar voren gebracht in de door haar overgelegde stukken als ter zitting, handhaaft. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser komt uit [plaats] , een maatschappij waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd. Eiser is geboren als moslim, maar heeft niets met de Islam, omdat onder andere de Islam verplichtingen oplegt. Eiser wil niet bidden, niet vasten en niet naar de moskee. Toen eiser dat in Gambia niet heeft gedaan kreeg hij problemen met zijn oom, vader en vrienden. Verder heeft eiser naar voren gebracht dat als hij samen met meisjes was, dat hij dan merkte dat hij daar geen gevoelens voor had. Eiser had wel gevoelens voor de jongens [naam 2] , [naam 3] en toen [naam 4] . Alleen tegen [naam 3] heeft eiser gezegd hoe hij zich voelde. Omdat eiser geen gevoelens had voor meisjes maar wel voor jongens, kwam eiser tot de ontdekking dat hij homoseksueel is. De vrouw van eisers oom heeft eiser betrapt met [naam 3] . Daarna heeft zij gedreigd aan iedereen te vertellen dat hij homo is. Eisers oom heeft het gesprek gehoord en is vragen gaan stellen aan hem. Daarna is eiser vertrokken naar Barra. Van [naam 3] heeft eiser gehoord dat iedereen in Bakoteh weet dat hij homoseksueel is. Toen heeft eiser Gambia verlaten. Eiser vreest bij terugkeer dat zijn oom hem gaat vermoorden. Eiser kan niet in Barra of ergens anders in Gambia wonen, omdat ze hem uiteindelijk gaan vinden.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst;
de seksuele gerichtheid en problemen als gevolg daarvan;
de problemen als gevolg van de seksuele gerichtheid;
de afvalligheid.
De minister heeft de relevante elementen 1 en 4 geloofwaardig geacht. De overige relevante elementen echter niet.

Beoordeling door de rechtbank

Relevant element 2
Ten aanzien van het referentiekader
6. Met referentiekader wordt bedoeld de capaciteiten die een persoon heeft om over gebeurtenissen, ervaringen en gevoelens te verklaren. De minister heeft vastgesteld dat eiser een man is van 24 jaar, onderwijs heeft gevolgd tot de eerste klas van de middelbare school en Gambia in 2015 heeft verlaten. Het is vaste rechtspraak dat de minister in zaken waar geaardheidskwesties spelen, door moet vragen op de antwoorden van de betrokken vreemdeling. [2] Dit is van belang, omdat de mate waarin iemand zijn geaardheid in woorden kan vatten per persoon zal verschillen en niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. Anders dan eisers gemachtigde meent oordeelt de rechtbank dat de minister wel degelijk rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. Uit het verslag van het nader en aanvullend gehoor blijkt dat geen lastige vragen zijn gesteld, dat sommige vragen meerdere keren zijn gesteld en dat eiser, op het moment dat zijn antwoorden onduidelijk bleken, in de gelegenheid is gesteld om inzicht te geven in zijn gedachtegang. De beroepsgrond dat sprake is van een motiveringsgebrek op dit punt slaagt niet.
Ten aanzien van de seksuele gerichtheid van eiser
7. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid heeft de minister WI [3] 2019/17 als uitgangspunt genomen. Deze WI gaat over het horen en beslissen in zaken waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. Volgens WI 2019/17 moet de minister bij de beoordeling rekening houden met de omstandigheid dat het voor een vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij LHBTI is. De enkele stelling van de vreemdeling dat hij LHBTI is, is echter ook niet voldoende. De minister maakt een individuele afweging die onderdeel is van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig WI 2014/10 [4] . Het is aan de vreemdeling om de gestelde homoseksuele gerichtheid tegenover de minister aannemelijk te maken. Volgens de werkinstructie ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Uit WI 2019/17 volgt verder dat de minister bij de beoordeling rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van onder andere opleiding, culturele achtergrond en levensfase. Blijkens WI 2019/17 betrekt de IND [5] bij het horen en de daaropvolgende beoordeling in ieder geval de volgende thema’s:
  • privéleven;
  • huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBTI groepen;
  • contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
  • discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
Privéleven
De ontdekking dat eiser niet op vrouwen valt en zijn relaties met vrouwen
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister in het verweerschrift heeft aangegeven dat eisers verklaringen over het moment dat hij heeft ontdekt niet op vrouwen te vallen niet langer tegenstrijdig worden geacht. De hierop betrekking hebbende beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.
7.1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat eiser summier heeft verklaard over zijn gevoelens ten aanzien van de ontdekking van zijn seksuele geaardheid. De minister heeft hieromtrent van belang mogen achten dat eiser, ondanks dat hij nog niet wist dat homoseksualiteit strafbaar is in Gambia, er op een bepaald moment wel achter is gekomen dat hij anders was dan zijn vrienden, nu eiser daartoe heeft verklaard dat homoseksualiteit iets raars is in zijn gemeenschap. Derhalve heeft de minister op goede gronden overwogen dat van eiser mag worden verwacht dat hij inzicht kan geven in zijn gevoelens en gedachten omtrent die ontdekking, te meer nu eiser afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet geoorloofd is. De enkele verklaring van eiser dat het geen prettig gevoel was toen hij heeft ontdekt gevoelens voor jongens te hebben, heeft de minister daartoe onvoldoende mogen achten.
7.1.2.
Ook heeft de minister niet ten onrechte gesteld dat eiser summier heeft verklaard over zijn relatie met [naam 5] en dan met name over de reden waarom de relatie is mislukt. Hiervoor heeft de minister van belang mogen achten dat eiser heeft verklaard dat de reden voor het mislukken is gelegen in de omstandigheid dat er geen connectie was en dat eiser in toelichting daarop desgevraagd naar voren heeft gebracht dat [naam 5] seks met hem wilde hebben, maar eiser niet. De minister heeft niet ten onrechte overwogen dat eisers verklaringen zich enkel richten op seks en dat het enige inzicht dat hij heeft gegeven over zijn gevoel als gevolg van het mislukken van de relatie is dat hij niet blij was, dat hij onzeker en ongelukkig werd toen het niet lukte om gemeenschap te hebben met een meisje en dat eiser geen prettig gevoel had toen hij ontdekte gevoelens voor jongens te hebben. De minister wordt gevolgd in het standpunt dat van eiser mag worden verwacht dat hij uitgebreider kan verklaren over zijn gevoelens die hij had als gevolg van de mislukte relatie met [naam 5] , te meer nu eiser door het mislukken van de relatie het besef zou hebben gekregen dat hij niet op vrouwen valt. Ook heeft de minister over de relaties die eiser na [naam 5] heeft gehad met andere vrouwen niet ten onrechte overwogen dat zijn verklaringen hierover tegenstrijdig zijn met het feit dat hij eerder heeft verklaard niet op vrouwen te vallen na de relatie met [naam 5] .
Over de acceptatie van de seksuele gerichtheid
7.1.3.
Verder heeft de minister het standpunt kunnen innemen dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment dat hij zijn seksuele geaardheid heeft geaccepteerd. Zo heeft eiser enerzijds verklaard dat hij zichzelf heeft geaccepteerd toen hij een relatie met [naam 3] had en anderzijds dat het moment van acceptatie is geweest nadat hij erachter is gekomen dat bidden niet werkt. In aanvulling hierop heeft de minister kunnen betrekken dat eiser op een later moment naar voren heeft gebracht dat hij niet heeft geaccepteerd homoseksueel te zijn, maar ook dat hij zichzelf heeft geaccepteerd en toen Gambia heeft verlaten. De enkele opmerking in de correcties en aanvullingen dat eiser zijn seksuele geaardheid al voor zijn vertrek had geaccepteerd, maar dat niet met anderen heeft durven delen, heeft de minister onvoldoende mogen achten nu hiermee slechts één verklaring is gecorrigeerd.
7.1.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister ook kunnen overwegen dat eiser wisselend heeft verklaard over de directe aanleiding van zijn vertrek uit Gambia. De minister heeft hiervoor van belang mogen achten dat eiser enerzijds heeft verklaard dat dit moment was nadat hij met [naam 3] heeft kunnen nadenken over zijn geaardheid en anderzijds dat hij Gambia heeft verlaten toen hij zijn seksuele geaardheid had geaccepteerd. In aanvulling hierop heeft de minister ook mogen betrekken dat eiser tijdens de rest van het gehoor heeft verklaard dat hij Gambia heeft verlaten nadat hij door zijn tante werd betrapt met [naam 3] en in het vrije relaas naar voren heeft gebracht dat [naam 3] tegen eiser heeft gezegd dat hij Gambia moest verlaten nadat bekend was geworden dat eiser homoseksueel is, terwijl eiser heeft aangegeven nooit te hebben nagedacht om Gambia te verlaten.
Over aan wie eiser heeft verteld homoseksueel te zijn
7.1.5.
De minister heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser ook wisselend heeft verklaard over aan wie hij heeft verteld homoseksueel te zijn. Zo heeft eiser tijdens het nader en aanvullend gehoor verklaard dat hij zijn moeder heeft verteld homoseksueel te zijn, maar heeft hij tijdens het aanvullend gehoor ook verklaard dat hij naast [naam 3] aan niemand heeft verteld over zijn homoseksualiteit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister mogen overwegen dat niet valt in te zien waarom eiser zo wisselend heeft verklaard, terwijl hij een aantal keer ook heeft verklaard op advies van zijn moeder te hebben gebeden om te veranderen.
Huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBTI groepen
Over de relatie met [naam 3]
8. Ook heeft de minister de verklaringen van eiser over zijn relatie met [naam 3] tegenstrijdig en onlogisch mogen achten. Zo heeft eiser eerst verklaard dat [naam 3] eiser heeft weggeduwd nadat eiser hem heeft gezoend, dat ze samen naar huis zijn gegaan en dat eiser de volgende dag [naam 3] heeft gezoend en seks met hem heeft gehad. Op een later moment heeft eiser verklaard dat hij [naam 3] na de eerste keer nogmaals heeft gezoend, dat [naam 3] hem toen niet heeft weggeduwd en met [naam 3] naar huis is gegaan en seks met hem heeft gehad. Daarnaast heeft de minister het bevreemdingwekkend kunnen achten dat [naam 3] aan eiser heeft verteld niet homoseksueel te zijn, maar dat hij voor eisers plezier wel seks met hem wil hebben. Eisers verklaring dat hij een relatie had met [naam 3] zodat niemand erachter zou komen dat hij homoseksueel is heeft de minister als onlogisch mogen aanmerken.
Over de relatie met [naam 6] in Nederland
8.1.
Tijdens het aanvullend gehoor van 5 september 2023 heeft eiser -onder andere- het volgende verklaard:
“(…)
Bent u verliefd op [naam 6] ?
Ja, ik ben verliefd op hem.
(…)
Wat zou u dan met hem willen?
Voor mij wat ik wil is, je weet de toekomst niet, maar ik wil met hem trouwen. Zoals gezegd doen we heel veel leuke dingen samen. We vrijen samen, we doen dingen samen. Ik wil verder met hem, ik wil trouwen in de toekomst.
(…)
U zegt dat u praat over de toekomst. Wat voor dingen bespreken jullie dan?
We praten over de toekomst, maar het is op dit moment moeilijk voor ons beide. Ik ben ver weg, hij blijft in Eindhoven. Hij heeft niet echt een eigen huis en ik ook niet. Maar we praten vaak wel als het goed gaat met ons willen we samenwonen, trouwen en verder met ons leven. Daar spraken we vaak over.”
In de gronden van beroep is aangevoerd dat eiser geen gevoelens heeft, omdat hij deze niet toelaat vanwege zijn huidige relatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister, in het verweerschrift, niet ten onrechte overwogen dat deze verklaring tegenstrijdig is met de hiervoor onder 8.1. weergegeven verklaringen.
Contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie
Over de Nederlandse situatie LHBTI’s9. De minister heeft op goede gronden overwogen dat het bevreemdingwekkend is dat eiser in Nederland informatie is gaan vragen aan wildvreemden over homoseksualiteit, terwijl hij eerder heeft verklaard dat hij in Italië aan niemand anders dan zijn huisgenoot heeft durven te vertellen dat hij homoseksueel is, te meer nu de rechten van LHBTI in heel Europa grotendeels gelijk zijn.
Over de activiteiten bij het COC
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister het standpunt mocht innemen dat eisers verklaringen over de cocktailbijeenkomsten summier en oppervlakkig zijn. Zo heeft eiser enkel verklaard over de verschillen tussen Gambia en Nederland en dat in het park samen wordt gegeten, maar kan hij niet uitleggen wat voornoemde bijeenkomsten zijn. In aanvulling hierop heeft de minister, in het verweerschrift, niet ten onrechte overwogen dat het opmerkelijk is dat iemand zich aansluit bij een groepering en bij activiteiten niet nagaat wat het idee is achter de activiteiten die bijgewoond worden.
Relevant element 3
10. Gelet op het voorgaande heeft de minister op goede gronden overwogen dat de seksuele geaardheid van eiser alsmede zijn relatie met [naam 3] ongeloofwaardig is en dat derhalve de door eiser gestelde problemen met zijn oom en tante evenmin geloofwaardig zijn.
Relevant element 4
11. De minister heeft eisers afvalligheid geloofwaardig geacht, maar heeft daartoe terecht vastgesteld dat religieuze vrijheid is vastgelegd in de grondwet van Gambia en dat discriminatie op grond van religie verboden is. Gelet hierop heeft de minister op goede gronden overwogen dat eiser de bescherming van de autoriteiten kan inroepen indien hij vanwege zijn afvalligheid problemen ondervindt met zijn familie. De stelling dat eiser door zijn familie is verstoten en daarom geen leven in Gambia kan opbouwen, maakt dat oordeel niet anders.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 2 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1982.
3.Werkinstructie.
4.Deze WI gaat over de inhoudelijke beoordeling (asiel).
5.Immigratie- en Naturalisatiedienst.