Beoordeling door de rechtbank
1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [datum 1] 1966 en [datum 2] 1975 en hebben de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. Op 30 juni 2022 hebben zij asiel aangevraagd in Nederland.
2. Over de redenen om asiel aan te vragen hebben eisers het volgende verklaard. In 2005 is eiser 2 gediagnosticeerd met HIV. Hij gebruikt daarvoor medicatie en tot september 2020 was zijn gezondheid stabiel. Daarna is hij echter ernstig ziek geworden. Dit begon met witte uitslag en wondjes in de mond, maar later ontwikkelde eiser 2 ook ernstige diarreeklachten en is hij behoorlijk veel afgevallen. Eisers zijn in Zuid-Afrika naar verschillende dokters geweest, maar kregen geen adequate medische hulp. Omdat het steeds slechter ging, zijn eisers in juni 2022 vertrokken om in Nederland medische hulp te zoeken. Uit het advies van het Bureau Medische Advisering van verweerder van 2 april 2024 blijkt dat eiser 2 geïnfecteerd is geweest met een eencellige parasiet in de darmen. Daarnaast hebben eisers verklaard dat zij in Zuid-Afrika geen baan konden krijgen vanwege hun witte huidskleur en hun leeftijd. Ook hebben eisers verklaard dat zij gediscrimineerd werden vanwege hun homoseksuele relatie en dat zij die niet volledig openlijk konden uiten. Tot slot hebben eisers verklaard dat zij slachtoffer zijn geworden van roofovervallen, waartegen de autoriteiten in Zuid-Afrika geen bescherming willen en kunnen bieden.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de door eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eisers een homoseksuele relatie met elkaar hebben en dat zij daardoor in Zuid-Afrika problemen hebben ondervonden. Verder heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eisers werden gediscrimineerd vanwege hun leeftijd en hun witte huidskleur. Dit is volgens verweerder echter onvoldoende aanleiding om aan eisers een asielvergunning te verlenen. Eisers hebben verklaard dat het voor hen moeilijk was om opnieuw aan een baan te komen, en dat de Zuid-Afrikaanse overheid een beleid voert om de voorheen achtergestelde zwarte bevolking beter bij de arbeidsmarkt te betrekken. Dit laat echter onverlet dat in de praktijk witte inwoners nog steeds voldoende kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Eiser 1 heeft jarenlang een baan gehad in het onderwijs, totdat hij zelf ontslag nam. Eiser 2 heeft lang in het bedrijfsleven gewerkt totdat het bedrijf waarbij hij werkte ophield te bestaan. Op het gebied van homoseksualiteit is Zuid-Afrika qua wetgeving één van de meest vooruitstrevende landen ter wereld. Hoewel er in de praktijk wel geweldsincidenten voorkomen, is niet gebleken dat eisers indien nodig geen bescherming van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten zouden kunnen krijgen. Eisers hebben verklaard dat zij aangifte konden doen toen zij beroofd werden. Waarom er niets met deze aangiftes zou zijn gebeurd, is niet verduidelijkt. Wel heeft verweerder aan eisers voorlopig uitstel van vertrek om medische redenen verleend zoals bedoeld in artikel 64 van de Vw. Dit betekent dat eisers niet zullen worden uitgezet totdat nader is onderzocht of dat zou leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn.
4. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij voeren aan dat verweerder er te weinig betekenis aan toekent dat eiser 2 in Zuid-Afrika geen toegang had tot adequate medische voorzieningen. Dit komt volgens eisers doordat zij niet opnieuw werk konden krijgen vanwege hun huidskleur en de discriminerende wetgeving, waardoor zij geen ziektekostenverzekering meer hadden. Daarnaast voeren eisers aan dat verweerder niet heeft onderkend dat zij vier keer zijn beroofd en dat hun aangiftes tot geen enkel resultaat hebben geleid. Dit brengt volgens eisers mee dat zij geen doeltreffende bescherming van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten kunnen krijgen zoals bedoeld in artikel 3.37c, tweede lid, van het Voorschrift Vreemdelingen. Hierbij wijzen eisers verder op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 december 2019, zaaknummer 201907753/1/V2 (niet gepubliceerd).
5. In het verweerschrift heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het bestreden besluit juist is. Eisers hebben volgens verweerder niet onderbouwd dat zij vanwege hun leeftijd of hun huidskleur een gegronde vrees hebben voor vervolging. In het bestreden besluit is namelijk al uiteengezet dat uit algemene bronnen blijkt dat de wetgeving in Zuid-Afrika de rechten van witte burgers niet expliciet inperkt. Witte inwoners van Zuid-Afrika bevinden zich nog altijd in een bevoorrechte positie en zijn oververtegenwoordigd in managementfuncties. Daarnaast hebben eisers zelf verklaard dat hun homoseksualiteit niet de reden van vertrek uit Zuid-Afrika is geweest. Dat eisers tegen de overvallen aangifte hebben kunnen doen, wijst erop dat de autoriteiten niet onwelwillend zijn om hen te helpen. Eisers zijn er dan ook volgens verweerder niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij in Zuid-Afrika geen doeltreffende bescherming van de autoriteiten zouden kunnen krijgen. Gelet hierop, en op de verklaringen van eiser 2 dat hij ondanks zijn werkloosheid in Zuid-Afrika toegang had tot medische voorzieningen, kan niet worden gevolgd dat hij bij terugkeer geen toegang zal hebben tot de juiste medische zorg.
6. Tijdens de zitting hebben eisers en verweerder over en weer op elkaars standpunten kunnen reageren. Eiser 1 heeft sterk benadrukt dat er geen andere mogelijkheid meer was dan met eiser 2 naar Nederland te vluchten om de juiste medische behandeling te zoeken, en dat eiser 2 het niet had overleefd als zij nog langer in Zuid-Afrika waren gebleven. De rechtbank zal hierna het bestreden besluit toetsen aan de hand van de beroepsgronden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet dat ondanks de wetgeving in Zuid-Afrika die deelname van zwarte inwoners aan het arbeidsproces moet bevorderen, ook de witte inwoners voldoende aan bod komen op de arbeidsmarkt. Eisers zijn hun baan in Zuid-Afrika kwijtgeraakt omdat eiser 1 zelf ontslag heeft genomen en omdat het bedrijf waarbij eiser 2 werkte ophield te bestaan. Zij hebben niet met landeninformatie of anderszins onderbouwd dat het voor hen onmogelijk zou zijn om opnieuw aan een baan te komen vanwege hun leeftijd of hun witte huidskleur. Ook blijkt uit de relazen van eisers dat zij, ondanks de werkloosheid van eiser 2, toegang hadden tot medische voorzieningen. Zo hebben zij diverse artsen kunnen consulteren en hebben zij medische zorg ontvangen in het ziekenhuis. Dat daarbij (kennelijk) niet is onderkend waar eiser 2 aan leed, zodat de juiste behandeling hiertegen is uitgebleven, maakt niet dat sprake is van gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De vraag of de actuele medische situatie van eiser 2 aanleiding geeft om uitzetting van eisers langer achterwege te laten, wordt beoordeeld in een aparte procedure.
8. Eisers hebben verklaard dat zij niet (mede) vanwege hun homoseksualiteit asiel hebben aangevraagd. Wel hebben zij verklaard dat zij hun seksuele gerichtheid in Zuid-Afrika niet altijd volledig openlijk konden uiten. Eisers hebben echter niet onderbouwd dat zij vanwege hun seksuele gerichtheid in Zuid-Afrika een reëel risico op vervolging of ernstige schade lopen.
9. Dit brengt mee dat eisers niet kunnen worden gevolgd in hun stelling dat zij vanwege hun leeftijd, huidskleur en seksuele gerichtheid geen baan meer kunnen krijgen en daardoor geen zorgverzekering kunnen afsluiten. Over de berovingen hebben eisers verklaard dat het daarbij niet om hen persoonlijk ging, maar dat het willekeurige (pogingen tot) diefstal betrof. Eisers hebben hiervan aangifte kunnen doen en hebben in beroep niet onderbouwd dat daar onvoldoende gevolg aan is gegeven. Eisers kunnen daarom niet worden gevolgd in hun stelling dat de autoriteiten van Zuid-Afrika hen niet voldoende zouden kunnen of willen beschermen. Verweerder heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om aan eisers een asielvergunning te verlenen.
10. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Het bestreden besluit blijft in stand. Eisers krijgen daarom geen vergoeding van hun proceskosten.