ECLI:NL:RBDHA:2024:20844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.28561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding wegens niet-betaling griffierecht en gebrek aan besluitvorming door verweerder

In deze zaak heeft verzoekster op 16 juli 2024 beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf. Verzoekster trok haar beroep in op 6 augustus 2024, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit niet nodig werd geacht.

De rechtbank overweegt dat verzoekster het griffierecht van € 187,- niet heeft betaald, ondanks een herinnering van de rechtbank op 18 juli 2024 en een aangetekende herinnering op 16 augustus 2024. Aangezien het griffierecht niet tijdig is betaald, is het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gegeven.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder nog geen besluit heeft genomen op de aanvraag van verzoekster. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank alleen een proceskostenveroordeling uitspreken als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan het beroepschrift. Aangezien dit niet het geval is, wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 2 december 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.28561
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 16 juli 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar gericht tegen de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘familie en gezin’ (hierna: het bezwaar).
Op 6 augustus 2024 heeft verzoekster het beroep ingetrokken met het verzoek om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek en is niet bereid om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.¹
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht. In dit geval is het griffierecht € 187,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank.
3. De rechtbank heeft verzoekster op 18 juli 2024 een brief gestuurd, waarin staat dat verzoekster het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank. De rechtbank heeft op 16 augustus 2024 aangetekend een herinnering ter betaling van het griffierecht
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
verzonden, gericht aan het kantoor van de gemachtigde van verzoekster. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 20 augustus 2024 om 11:06 uur is bezorgd bij het kantoor van de gemachtigde van verzoekster. Verzoekster heeft niet gereageerd.
4. Verzoekster heeft het griffierecht niet of niet tijdig betaald. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
5. Gelet op het voorgaande zou het beroep niet-ontvankelijk zijn geweest. Het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten dient al op grond hiervan te worden afgewezen.
6. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder nog geen besluit heeft genomen op de aanvraag van verzoekster. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb. Nu verweerder nog geen besluit heeft genomen op de aanvraag van verzoekster, is er geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan het beroepsschrift. Het verzoek van verzoekster om verweerder te veroordelen in de proceskosten dient daarom te worden afgewezen.
Conclusie en gevolgen
7. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de rechtbank het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekster afwijst.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 december 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.