In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 21 juli 2023, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 21 januari 2024. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, zoals toegestaan onder artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is, en ziet geen reden om van dat oordeel af te wijken in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van eiser, die op 29 augustus 2024 is ingediend, prematuur is. Dit betekent dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals beschreven in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met deze beslissing.