ECLI:NL:RBDHA:2024:20864
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verlenging overdrachtstermijn Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 13 augustus 2024, waarbij de overdrachtstermijn overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is verlengd. Eiseres heeft op 13 september 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 8 oktober 2024 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarna eiseres op 9 oktober 2024 is overgedragen aan de Duitse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de verlenging van de overdrachtstermijn aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en legt uit hoe zij tot dit oordeel komt. De voorzieningenrechter had eerder al een voorlopig oordeel gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte de overdrachtstermijn heeft verlengd, omdat eiseres zich heeft ondergedoken om de overdracht te ontlopen. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de overdrachtstermijn rechtmatig is en dat Duitsland verantwoordelijk blijft voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.