ECLI:NL:RBDHA:2024:20896

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.45684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling in detentiecentrum en de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiseres, die in detentiecentrum [plaatsnaam] is geplaatst. De Minister van Asiel en Migratie, verweerder, had op 30 oktober 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die ook als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek op 3 december 2024 gesloten na indiening van de gronden van het beroep door de gemachtigde van eiseres op 25 november 2024 en de reactie van verweerder op 26 november 2024.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 15 november 2024. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres aanvoert dat het detentiecentrum in [plaatsnaam] niet geschikt is voor de tenuitvoerlegging van de maatregel, omdat eiseres niet tot de juiste doelgroepen behoort. De rechtbank oordeelt echter dat de eerdere beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel nog steeds van toepassing is, en dat er geen nieuwe omstandigheden zijn die tot een ander oordeel leiden. De rechtbank concludeert dat de vrijheidsontnemende maatregel niet onrechtmatig is, ook niet na de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45684

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.W. Boorsma).

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 oktober 2024 aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Op 16 november 2024 heeft verweerder besloten de maatregel voort te zetten in detentiecentrum [plaatsnaam] .
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend om de zaak buiten zitting af te doen. [1] De gemachtigde van eiser heeft op 25 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hierop op 26 november 2024 gereageerd. De rechtbank heeft op 3 december 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 november 2024 (in de zaak NL24.43560) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 15 november 2024, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
3. De gemachtigde van eiseres voert aan dat het detentiecentrum in [plaatsnaam] niet de juiste plek is voor de tenuitvoerlegging van de maatregel. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden dan wel behoort niet tot de doelgroepen die in [plaatsnaam] gedetineerd zijn. Daarnaast heeft verweerder op 13 november 2024 al op de asielaanvraag van eiseres beslist en heeft verweerder niet gemotiveerd waarom eiseres desondanks is overgeplaatst naar detentiecentrum [plaatsnaam] . Verder heeft verweerder met het enkel benoemen van het grensbewakingsbelang onvoldoende gemotiveerd dat in het geval van eiseres een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd terwijl anderen wel zijn uitgeplaatst naar reguliere asielzoekerscentra.
4. In de uitspraak van 22 november 2024 heeft de rechtbank al geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel in de situatie van eiseres niet onevenredig bezwarend is en er geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de vrijheidsontnemende maatregel doeltreffend konden worden toegepast. Eiseres heeft geen nieuwe omstandigheden naar voren gebracht die leiden tot een ander oordeel.
5. Dat eiseres inmiddels is overgeplaatst naar het detentiecentrum in [plaatsnaam] brengt ook geen verandering in het eerdere oordeel van de rechtbank. Het detentiecentrum in [plaatsnaam] kan worden aangemerkt als speciale inrichting van bewaring als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn [2] en is daarom geschikt voor de tenuitvoerlegging van de maatregel. Verweerder heeft er hierbij ook nog op gewezen dat de gezinsvriendelijke locatie in [plaatsnaam] extra faciliteiten en vrijheden heeft ten opzichte van de overige detentiecentra.
6. Ook het feit dat de asielaanvraag van eiseres inmiddels is afgewezen, maakt niet dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is. Uit paragraaf A5/3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat aan een vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw kan worden opgelegd, zolang hij wordt aangemerkt als verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn. [3] Nu door eiseres op 19 november 2024 beroep is ingesteld tegen de afwijzing van haar asielaanvraag bij besluit van 13 november 2024 en verzocht is om een voorlopige voorziening is eiseres nog verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn. Dit maakt dus niet dat eiseres niet in bewaring mag worden gehouden.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
3.Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking).